This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Van mond naar maag
Slide 1 - Slide
Check in
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je de ligging, bouw en functie van de mond, slokdarm en maag beschrijven
Aan het eind van deze les kun je uitleggen hoe het slikproces verloopt
Slide 3 - Slide
Weten jullie alles nog???
Hierna volgen een aantal quizvragen
Slide 4 - Slide
Wat geef je aan een zorgvrager die ondervoed dreigt te raken?
A
Vocht en zout
B
Eiwitten en energierijk eten
C
Sondevoeding
D
Vezels
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de basisfuncties van het spijsverteringsstelsel?
A
Transport
B
Vertering
C
Resorptie
D
Uitscheiding
Slide 6 - Quiz
Welke orgaan hoort niet bij het spijsverteringsstelsel?
A
Lever
B
Mond
C
Alvleesklier
D
Blinde darm
Slide 7 - Quiz
Wat is spijsvertering?
A
De opname van kleine voedingsstoffen
B
De afbraak van grote voedingsstoffen
C
Het vervoer van voedsel van mond naar kont
D
Het vervoer van voedingstoffen in het bloed
Slide 8 - Quiz
Grote stoffen zoals koolhydraten, vetten en eiwitten moeten eerst worden verteerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Onderdelen van de mond
Slide 11 - Slide
Tanden en kiezen
Met je tanden en kiezen kun je stevig voedsel in kleinere stukken bijten en fijnkauwen.
Kauwen bevordert ook de bloedstroom naar de hersenen.
Tip: Kauwen heeft een positief effect op het geheugen van dementerenden. Dus liever geen vla, maar een boterham of een appel!
Slide 12 - Slide
Onderdelen van de tand
Slide 13 - Slide
Mond bacteriën
Op de tanden, kiezen en het tandvlees zit een laagje van slijm, bacteriën, eiwitten en koolhydraten (biofilm).
Sommige mondbacteriën zetten koolhydraten om in zuur. Dat tast het oppervlak van tanden en kiezen aan. Zo ontstaat cariës en ook het tandvlees kan ontstoken raken.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Proeven
In de tong liggen vijf soorten smaakzintuigen:
zoet
zuur
zout
bitter
umami (vleessmaak)
Zo kun je proeven wat je eet
Slide 16 - Slide
Ouderen kunnen minder goed proeven doordat hun reukvermogen minder wordt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Speeksel
Speekselklieren in de wang en onder de tong produceren ongeveer een liter speeksel per dag.
Speeksel beschermt tanden, kiezen en het mondslijmvlies.
Speeksel bestaat uit water, eiwitten en bevat het enzym amylase.
Dit enzym maakt een begin met de vertering van zetmeel.
Slide 18 - Slide
Functies van speeksel op een rij
Speeksel maakt voedsel glad. Voedsel kan daardoor gemakkelijker door de mond en slokdarm heen.
Speeksel 'spoelt' de mond. Daardoor is praten en slikken gemakkelijker. Bovendien haalt speeksel een deel van de biofilm weg en neutraliseert zuur. Er ontstaat daardoor minder ontkalking en schade aan het gebit.
Het enzym amylase in speeksel begint met de vertering van zetmeel.
Slide 19 - Slide
Kauwen
Door kauwen wordt voedsel in de mond vermengd met speeksel. Zo kan het speeksel-enzym amylase beginnen met de vertering van zetmeel.
Met de tong wordt het gekauwde voedsel naar de keelholte gebracht. Daar begint de slikreflex.
Slide 20 - Slide
login.learnbeat.com
Slide 21 - Link
Slokdarm (oesofagus)
De slokdarm verbindt de keelholte met de maag.
De slokdarm ligt in de borstholte, tussen de longen.
In de slokdarm wordt het voedsel en drinken alleen getransporteerd naar de maag.
Dat gebeurt door peristaltiek van de slokdarmspieren. Peristaltiek is het samentrekken van spieren in het maag-darmkanaal waardoor voedsel wordt voortgestuwd.
Slide 22 - Slide
Slokdarm (vervolg)
Het slijmvlies zorgt voor een gladde laag waar het voedsel soepel langs kan schuiven.
Door een opening in het middenrif mondt de slokdarm uit in de maag.
Slide 23 - Slide
De maag
De maag (gaster) ligt vlak onder het middenrif.
Voedsel komt in de maag via een sluitspier aan het einde van de slokdarm.
In de maag wordt voedsel gekneed en vermengd met maagsap.
Voedsel blijft ongeveer drie uur in de maag.
De maagportier (pylorus) is het einde van de maag, een dikke sluitspier.
De maagportier vormt de overgang naar de twaalfvingerige darm (duodenum).