Week 23 - Meer dan lezen §3 en §4 - th1

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

-Leesboek
- boek NN
- pen


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS!

Klaarleggen:

-Leesboek
- boek NN
- pen


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
lezen
Meer dan lezen §3 en §4 blz. 21  en 26
oefentoets
bespreken toets
Vragen/ Afsluiten

Slide 2 - Slide

Doelen van deze les
Kun je tekstdoelen en tekstsoorten herkennen
Kun je de hoofdgedachte van een tekst vinden

Slide 3 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Vandaag: Meer dan lezen, §3 Hoofdgedachte 


Hoofdgedachte = het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd. Dit kun je samenvatten in één zin.
                              Hoofd              belangrijk                                     gedachte            wat iemand denkt
Hoe vind je de hoofdgedachte in een tekst?
  • zoek het onderwerp  - waar gaat deze tekst over? Een of enkele woorden
  • Lees de tekst precies 
  • Vraag je dan af: wat is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over het onderwerp van een tekst?  = je hoofdgedachte
  • Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat.  formuleer de hoofdgedachte dan zelf.



Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte
Lees deze tekst:

IJsberen lijken heel lief en schattig door hun dikke, wollige vacht. Toch moet je oppassen voor deze dieren. IJsberen zijn namelijk roofdieren. Ze eten vlees van andere dieren. Kijk dus maar uit als je er eentje tegenkomt!

  • Wat is het onderwerp?
  • Onderwerp: ijsberen
  • Wat is de hoofdgedachte? (wat is het belangrijkste wat over ijsberen wordt gezegd?)
  • Hoofdgedachte: Je moet oppassen voor ijsberen

Slide 6 - Slide

§3 Hoofdgedachte
Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?


Onderwerp
 - Waar gaat deze tekst over?

 - Een of enkele woorden 
Hoofdgedachte
 - Wat is het belangrijkste wat        over het onderwerp wordt          gezegd?

 - Bestaat uit een hele zin.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Vandaag: Meer dan lezen, §3 Hoofdgedachte 


Hoofdgedachte = het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd. Dit kun je samenvatten in één zin. Hoofd = belangrijk, gedachte = wat iemand denkt

Hoe vind je de hoofdgedachte in een tekst?
  1. Bepaal eerst het onderwerp  - waar gaat deze tekst over? Een of enkele woorden.
  2. Lees de tekst precies 
  3. Vraag je dan af: wat is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over het onderwerp van een tekst?  Het antwoord daarop in één zin is de hoofdgedachte.

  • Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat.  Zo niet, formuleer de hoofdgedachte dan zelf.



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

§4 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst heeft een doel: wat de schrijver wil bereiken.
Vijf tekstdoelen. Een tekstsoort heeft een vast tekstdoel

Slide 11 - Slide

Samen aan de slag met tekstdoelen en tekstsoorten
Je krijg een memoblaadje met daarop een tekstsoort.
Bekijk het goed. Daarna plak je het op het bord onder het juiste tekstdoel. 
TIJD: 5 minuten. Daarna samen bespreken.


Slide 12 - Slide

oefentoets
timer
15:00

Slide 13 - Slide

§3 Hoofdgedachte
Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?


Onderwerp
 - Waar gaat deze tekst over?

 - Een of enkele woorden 
Hoofdgedachte
 - Wat is het belangrijkste wat        over het onderwerp wordt          gezegd?

 - Bestaat uit een hele zin.

Slide 14 - Slide

§4 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst heeft een doel: wat de schrijver wil bereiken.
Vijf tekstdoelen. Een tekstsoort heeft een vast tekstdoel

Slide 15 - Slide

Oefentoets maken
WAT? Maak oefentoets Lezen §3 online

HOE  Online: cursus 1 Meer dan lezen -> Oefentoetsen4 Tekstdoelen en tekstsoorten
HULP? Theorie blz. 21 en 26/ online staat de theorie bij de opdrachten.
TIJD? 10 minuten.
KLAAR? Maak oefentoets Lezen §4

timer
10:00

Slide 16 - Slide

Evaluatie
Je kunt nu het de hoofdgedachte van een tekst vinden.
Je kunt nu tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.

Slide 17 - Slide