Je révise chapitre 4 Grandes Lignes 1hv

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Chapitre 4: Je révise

Qu'est-ce qu'on a fait les derniers chapitres?

Quels sujets?

Je révise ...

AVOIR ( = hebben)

Vertaal: Jij hebt

1. je suis
2. j'ai
3. tu es
4. tu as

Vertaal: hij heeft

Vertaal: jullie hebben

Vertaal: zij zijn

1. elle est
2. elle a
3. elles sont
4. elles ont

Vertaal: ik heb

Vertaal: u heeft

Als ik een werkwoord vervoeg ...

1. zoek ik de juiste uitgang bij het onderwerp
2. kies ik een uitgang die ik leuk vind
3. zet ik steeds dezelfde letters achter het werkwoord
4. kies ik de uitgang die het beste klinkt

Is het werkwoord goed vervoegd?
Nous parlez néerlandais.

1. 
2. 

Is het werkwoord goed vervoegd?
J'aime le tennis.

1. 
2. 

Is het werkwoord goed vervoegd?
Elle habitent aux Pays-Bas.

1. 
2. 

Is het werkwoord goed vervoegd?
Tu chantes une chanson.

1. 
2. 

Wat is de plaats van de ontkenning

1. om het werkwoord
2. voor het werkwoord
3. om de persoonsvorm
4. achter het werkwoord

Wat is de ontkenning van "c'est"?

1. c' n'est pas
2. ce n'est pas
3. c' ne est pas
4. ce ne est pas

Maak de zin ontkennend:
Je suis petit.

1. Je ne suis petit pas.
2. Je suis ne petit pas.
3. Je ne suis pas petit.
4. Je ne pas suis petit.

Wat is een juiste ontkenning?

1. Elle n'est pas une belle fille
2. Elle est une ne belle pas fille
3. Elle ne pas est une belle fille
4. Elle est ne pas une belle fille

(mijn) père

(mijn) cousine

(haar) cousins

(haar) père

(jouw) oncle

ma

mes

son

mon

ton

ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) père

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) organisation (v)

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) tante

1. ma
2. ta
3. mon
4. son

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle

1. sa
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (jouw) mère

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur

1. sa
2. ton
3. son
4. ta