Cursus 5 - Grammatica - paragraaf 6 + 8 - mv en bwb

Programma deze les
  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken §4: samengestelde zinnen
  • Lesdoelen bespreken
  • Instructie
  • Werkblad zinsontleding maken
  • Online oefenen
  • Afsluiting les
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programma deze les
  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken §4: samengestelde zinnen
  • Lesdoelen bespreken
  • Instructie
  • Werkblad zinsontleding maken
  • Online oefenen
  • Afsluiting les

Slide 1 - Slide

Herhaling
  • Je hebt geleerd wat voegwoorden zijn.
  • Zo'n voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
  • Als er twee zinnen met elkaar verbonden zijn, heb je ook twee persoonsvormen. Dan noem je die zin een samengestelde zin.


Slide 2 - Slide

Opdracht 1

Slide 3 - Slide

Opdracht 2
  • a. Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
  • b. Op 1 september 1981 werd de eerste voetbalwedstrijd op kunstgras gespeeld door de Engelse voetbalclub Queens Park Rangers. 
  • c. Boven de grote rivieren zeggen de meeste mensen patat, terwijl men in het zuiden friet zegt.
  • d. Ferdi eet in de pauze altijd een appel of een banaan.
  • e. Terwijl Xian en Jim het volleybalnet ophingen, begonnen wij met .....
  • f. Thomas heeft dorst, dus hij pakt een glas water.

Slide 4 - Slide

Opdracht 3
  • a. pv = besteden + is       ow = we + de ontvanger       vw = als (+ en)
  • b. pv = blijkt                         ow = dat                                       vw = x
  • c. pv = is + doen                 ow = het + we                            vw = hoewel
  • d. pv = doen + zal              ow = we + de ontvanger       vw = omdat
  • e. pv = geven + uitziet     ow = we + het cadeau            vw = zodat
  • Alleen zin b is niet samengesteld, want deze zin heeft maar één persoonsvorm.

Slide 5 - Slide

Opdracht 4
  1. Een kleuter uit Nieuw-Zeeland belde de politie, omdat hij zijn speelgoed wilde laten zien. [C, D]
  2. Zo meteen hebben we eerst wiskunde, dan een tussenuur en daarna Engels. [B]
  3. Voordat Khalid een vervolgopleiding kiest, wil hij eerst de open dagen bezoeken. [A, C, D]
  4. Tot hoe laat rijden er vanavond treinen tussen Utrecht en Eindhoven? [B]
  5. Terwijl in bijna het hele stadion werd gejuicht, bleef het in vak F stil. [A, C, D]
  6. Liza heeft de hele middag gelezen, maar vanavond gaat ze een serie kijken. [C, D]

Slide 6 - Slide

Grammatica

Zinsdelen                                                                 Woordsoorten 

Slide 7 - Slide

Lesdoelen
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
Ik kan persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling benoemen.


Slide 8 - Slide

Voorkennis
Vorig jaar heb je geleerd om een zin in zinsdelen te verdelen.

Gisteren / heeft / Alex / aan zijn broer / een geheim / verteld / over zijn klasgenoot. 
ow = 
wg = 
lv = 

Slide 9 - Slide

Instructie
Gisteren / heeft / Alex / aan zijn broer / een geheim / verteld / over zijn klasgenoot. 
ow = Alex 
wg = heeft verteld
lv = een geheim
mv = .....
bwb = .....

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp
  • Geeft aan voor wie iets bestemd is (vaak mens of dier).
  • Werkwoorden die te maken hebben met vertellen of geven.
  • Aan wie / voor wie + wg + ow? 

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
Gisteren / heeft / Alex / aan zijn broer / een geheim / verteld / over zijn klasgenoot. 
ow = Alex 
wg = heeft verteld
lv = een geheim
mv = .....  Aan wie of voor wie heeft Alex een geheim verteld?
bwb = .....

Slide 12 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Geeft antwoord op vragen als Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie? 
  • Ontleed tot en met het meewerkend voorwerp en kijk welke zinsdelen overblijven.
  • Er kunnen meerdere bwb's in een zin staan. 
  • Woorden zoals niet, misschien, nooit zijn bwb.

Slide 13 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Gisteren / heeft / Alex / aan zijn broer / een geheim / verteld / over zijn klasgenoot. 
ow = Alex 
wg = heeft verteld
lv = een geheim
mv = aan zijn broer
bwb = gisteren (wanneer) + over zijn klasgenoot (over wie)

Slide 14 - Slide

Oefenzin
Roy moest zijn ticket laten zien aan de bioscoopmedewerker.
Stap 1: pv (tijdproef of vraagproef) + zinsdeelstrepen.
Stap 2: ow (wie of wat + pv?)
Stap 3: wg (pv + alle andere werkwoorden)
Stap 4: lv (wie of wat + wg + ow?)
Stap 5: mv (aan wie of voor wie + wg + ow + lv?)
Stap 6: bwb (de 'restjes': waar, wanneer, waarom, hoe, enz)

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maak het hele werkblad en lever het in.
Stap 1: pv  onderstrepen (tijdproef of vraagproef) + zinsdeelstrepen.
Stap 2: ow (wie of wat + pv?)
Stap 3: wg (pv + alle andere werkwoorden)
Stap 4: lv (wie of wat + wg + ow?)
Stap 5: mv (aan wie of voor wie + wg + ow + lv?)
Stap 6: bwb (de 'restjes': waar, wanneer, waarom, hoe, enz)
Klaar? Open het online boek en maak Cursus 5 §10 ZD Mixopdrachten.


Slide 16 - Slide

Lesdoelen behaald?
Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
Ik kan alle zinsdelen in een zin benoemen.

Ik

Slide 17 - Slide