T3 - H3 Grammatica: woordsoorten

Welkom 3TD
Wat gaan we doen?
-huiswerk nakijken
-Woordsoorten uitleg/ wat weet je al?
-oefenen met woordsoorten
-toets terug







Wat is het lesdoel?

Na deze les herken je de belangrijkste woordsoorten.
vrijdag 26 januari
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 3TD
Wat gaan we doen?
-huiswerk nakijken
-Woordsoorten uitleg/ wat weet je al?
-oefenen met woordsoorten
-toets terug







Wat is het lesdoel?

Na deze les herken je de belangrijkste woordsoorten.
vrijdag 26 januari

Slide 1 - Slide

Huiswerk nakijken
opdracht 4 en 5 blz. 85

Slide 2 - Slide

Taalverzorging - woordsoorten
blz. 86

Slide 3 - Slide

Doel 
Ik kan/weet:
- werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, lidwoorden,(stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels en  voegwoorden herkennen in een zin 

Slide 4 - Slide

Welke woordsoorten ken je?

Slide 5 - Mind map

Werkwoord
  • Zegt iets wat iemand doet of wat er gebeurt
  • Een werkwoord kan je vervoegen
Gaan: ga, gaat, gaan, ging, gingen, gegaan

Ken jij het borstbeeld van Ronaldo?
Kunstenaar Emanuel Santos heeft het bronzen beeld gemaakt.

Slide 6 - Slide

Welke werkwoorden staan in deze zin?
Ik word morgen 16 jaar.

Slide 7 - Open question

Welke werkwoorden staan in deze zin?
Heb ik een goed cijfer voor de toets gehaald?

Slide 8 - Open question

Zelfstandig naamwoord
  • Een mens, dier, plant, ding of gevoel
  • Een naam

Herkennen: verkleinwoord, enkelvoud/meervoud en lidwoord

tante, tijger, paardenbloem, frisdrankglas, september
Sam, Leiden, Arnhem, OBC Elst, verdriet

Slide 9 - Slide

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin?
Heb ik een goed cijfer voor de toets?

Slide 10 - Open question

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin?
Melissa en Anna hebben het huiswerk in hun agenda geschreven.

Slide 11 - Open question

Lidwoord
Staat voor het zelfstandig naamwoord
De, het en een

Bepaald: de en het
Onbepaald: een

Slide 12 - Slide

Wat zijn de lidwoorden in deze zin?
Wil jij de telefoon in de tas doen?

Slide 13 - Open question

Wat zijn de lidwoorden in deze zin?
Vind je het erg als ik het huiswerk niet maak?

Slide 14 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
  • Vertelt iets over het zelfstandig naamwoord
  • Staat meestal voor het znw
Dat is een leuke film. Ik heb een nieuw huis gekocht.
  • Staat soms achter het znw
Die film is leuk. Het huis is nieuw.

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: zegt van welk materiaal iets gemaakt is
Een gouden oorbel, een plastic emmer

Slide 15 - Slide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
Een aardige agent bood wel aan om me naar mijn warme huis te brengen.

Slide 16 - Open question

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
Tijdens de saaie les geschiedenis zei de docent dat de toets moeilijk is.

Slide 17 - Open question

Voorzetsel
  • Een (kort) woord dat de plaats, tijd of oorzaak aangeeft
Zijn boek lag op de kast.
We hebben Nederlands na de pauze.
Ik gleed uit door de sneeuw.

Slide 18 - Slide

Welke voorzetsels staan in deze zin?
Ga jij morgen naar het schoolfeest?

Slide 19 - Open question

Welke voorzetsels staan in deze zin?
Morgen ga ik met jou een film kijken om tien uur.

Slide 20 - Open question

Voegwoord
  • Een woord waarmee je een samengestelde zin maakt
    En, of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, enz. 

Mary luistert naar de Beatles, omdat ze van de sixties houdt.

Slide 21 - Slide

Welke voegwoorden staan in deze zin?
Wil je koffie of wil je thee?

Slide 22 - Open question

Welke voegwoorden staan in deze zin?
Voordat ik aan tafel ga, was ik mijn tanden.

Slide 23 - Open question

Welkom 3TC
Wat gaan we doen?
-herhaling woordsoorten            -5 min
-overzicht uitdelen                        -5 min
-zelfstandig werken                      -15 min  -nakijken                                          -5 min
-toets terug en bespreken          -10 min
-les afsluiten                                    -5 min







Wat is het lesdoel?

Na deze les herken je de belangrijkste woordsoorten.
maandag 29 januari

Slide 24 - Slide

Toets -vrijdag 9 februari
Leren: (staat alvast bij 2 februari)
  • Woordenschat H3 (figuurlijk taalgebruik)
  • Taalverzorging H3 (woordsoorten en bijvoeglijk naamw)

Slide 25 - Slide

oefening woordsoorten
Kies uit:
ww, lw, zn, bn, vz, vw


Het oude huis van mijn grootouders werd verkocht, omdat de tuin naast een lawaaiig kruispunt lag.

Slide 26 - Slide

Je krijgt een handig overzicht
Goed bewaren.

Slide 27 - Slide

Aan de slag
opdracht 1 t/m 5 blz. 87


Hulp op blz. 225
of in het overzicht
timer
15:00
Wat doe je als je klaar bent?
Ga naar 'trainen' in je online boek 

Slide 28 - Slide

Nakijken opdr 1 t/m 5 - blz. 86, 87

Slide 29 - Slide



Toets bespreken grammatica 

Slide 30 - Slide

Welkom 3TD
Wat gaan we doen?
-opdrachten nakijken                  -10 min

-opdracht 6  maken                      -10 min

-quiz                                                  -5 min







Wat is het lesdoel?

Na deze les herken je de belangrijkste woordsoorten.
donderdag 30 januari

Slide 31 - Slide

Nakijken

opdracht 1 t/m 5
blz. 86, 87

Slide 32 - Slide

1 woord, maar 2 woordsoorten


Aan de slag:


boek
opdr 6 blz. 87
online
extra opdrachten H3-taalverzorging - woordsoorten
FIETS
TROMMEL

Slide 33 - Slide

QUIZ OVER WOORDSOORTEN

Slide 34 - Slide


Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 35 - Quiz


Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 36 - Quiz


Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 37 - Quiz


Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..
A
vz
B
zn
C
ww
D
lw

Slide 38 - Quiz


Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 39 - Quiz

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 40 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 41 - Quiz

Wat is GEEN voegwoord
A
in
B
of
C
Na
D
en

Slide 42 - Quiz