This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Fictie toetsweek
Slide 1 - Slide
Op naar de toetsweek
Onderwerp: Fictie (verhalen)
Leren: Boek A blz. 206 en de PowerPoint die op Classroom staat.
Deze begrippen moet je kunnen toepassen op een verhaal dus er wordt niet letterlijk gevraagd wat de betekenis is.
Slide 2 - Slide
Vandaag:
Doelen van deze les: je weet wat hoofd- en bijfiguren zijn en wat wordt bedoeld met het vertelperspectief.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Opdracht 1:
Wie is de hoofdpersoon in jouw boek?
Waarom?
Wat weet je over deze hoofdpersoon?
Maak deze opdracht in Classroom.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie.
A
Ik-vertelperspectief
B
Ik-vertelperspectief
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief
Slide 13 - Quiz
Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar zijn ogen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen.
A
Ik-vertelperspectief
B
Ik-vertelperspectief
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief
Slide 14 - Quiz
Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte.
A
Ik-vertelperspectief
B
Ik-vertelperspectief
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief
Slide 15 - Quiz
Ik zit geloof ik diep in de problemen, mijmert Pieter. Hij weet even niet wat hij moet doen. Hulp inschakelen? Zwijgen? Verdwaasd loopt Pieter naar huis. Onderweg besluit hij zijn beste vriend te bellen. 'Hoi met mij, ik heb je hulp nodig'. Zijn vriend is even stil. 'Wat kan ik voor je doen?' vraagt hij.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief
Slide 16 - Quiz
Opdracht 2
Vanuit welk perspectief wordt het verhaal in jouw leesboek verteld?
Citeer een zin waaruit dit blijkt.
Dit doe je in het document op Classroom.
Slide 17 - Slide
Ik kan hoofdpersonen en bijfiguren onderscheiden en beschrijven
😒🙁😐🙂😃
Slide 18 - Poll
Ik weet wat er bedoeld wordt met vertelperspectief en ken de drie vormen
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Welkom!
Slide 20 - Slide
Wat is het verschil tussen hoofd- en bijpersonen in een verhaal?
Slide 21 - Open question
Welke vertelperspectieven ken je?
Slide 22 - Open question
Vandaag:
Doelen:
- Je leert hoe een verhaal is opgebouwd.
- Je kent het verschil tussen realistische en niet-realistische verhalen
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Opdracht 3
Hoe is het verhaal opgebouwd in het boek dat je aan het lezen bent?
Geef antwoord in het document op Classroom.
Slide 31 - Slide
Realistisch of niet?
Zou het verhaal echt gebeurd kunnen zijn of niet?
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Terwijl hij op de rug van de duif over de daken van Amsterdam zweefde, zag Wiplala de mensen beneden steeds kleiner worden.
A
Realistisch
B
Niet realistisch
Slide 36 - Quiz
Opdracht 4
Hoe realistisch is het boek dat jij leest? Leg je antwoord uit in het document op Classroom.