What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
havo 3 - Werkwoordspelling en woordenschat
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Je moet zelf nieuwe boeken kopen als je ze (vernielen).
1 / 40
next
Slide 1:
Open question
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Je moet zelf nieuwe boeken kopen als je ze (vernielen).
Slide 1 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Wie heeft je deze onzin (vertellen)?
Slide 2 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Wie de wet (overtreden), moet niet raar opkijken als hij wordt gestraft.
Slide 3 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
De brand (verwoesten) gisteren drie mooie oude pakhuizen.
Slide 4 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Waarom (bespieden) je ons?
Slide 5 - Open question
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
De (aangebrande) aardappelen zijn niet te eten.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 6 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
Het (verwoeste) huis staat er verlaten bij.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 7 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
Epilepsie wordt ook wel de (vallende) ziekte genoemd.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 8 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
Hij riep al (tennisend) dat hij mij leuk vindt.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 9 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
De auto kwam met (piepende) remmen tot stilstand.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 10 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
De (passerende) auto had veel vaart.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 11 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
Niets (vermoedend) liep hij terug naar huis.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 12 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
De inboedel is (verzekerd), maar niet tegen nieuwwaarde.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 13 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
Met een (gebroken) arm ben je minstens zes weken zoet.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 14 - Quiz
Het woord tussen haakjes in onderstaande zin is een ...
We gaan naar een waarzegster die met kaarten de toekomst (voorspeld).
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
D
tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Slide 15 - Quiz
Waar of niet waar?
In een enkelvoudige zin staat één persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Waar of niet waar?
Het voltooid deelwoord is nooit het enige werkwoord in een zin.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Waar of niet waar?
Het tegenwoordig deelwoord schrijf je als volgt: infinitief + t
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Waar of niet waar?
Het tegenwoordig deelwoord geeft aan dat de handeling nog niet voltooid is.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Waar of niet waar?
Een voltooid deelwoord staat meestal achteraan in de zin.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 21 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 22 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 23 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 24 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 25 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 26 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 27 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 28 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 29 - Open question
Wel of geen koppelteken? Aan elkaar of niet?
Typ het woord dat de docent noemt.
Slide 30 - Open question
Maak een zin waarin je het woord 'nuttigen' juist gebruikt.
Slide 31 - Open question
Geef een synoniem voor het woord 'relevant'.
Slide 32 - Open question
Wat betekent het woord 'prominent'?
Slide 33 - Open question
Als iemand 'zich bekocht voelt' dan heeft deze persoon het gevoel dat hij/zij ........
Slide 34 - Open question
Welke twee verschillende betekenissen heeft het woord 'reproduceren'?
Slide 35 - Open question
Wat voor werk doet iemand als hij 'marketeer' is?
Slide 36 - Open question
Wat is een 'windei'?
Slide 37 - Open question
Maak een zin waarin je het woord 'schrokken' juist gebruikt.
Slide 38 - Open question
Wat betekent het woord 'loos' in onderstaande zin?
De brandweer rukte uit, maar het was 'loos' alarm.
Slide 39 - Open question
Wat doe je als je 'je ergens tegen wapent'?
Slide 40 - Open question
More lessons like this
herhaling spelling H1-H5
October 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Week 39 les 1 discussie + herhaling spelling
September 2023
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Spelling 4, 5 en 6
February 2022
- Lesson with
23 slides
Other languages
Secondary Education
De spelling van de werkwoorden
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
spelling 3 mavo 3e les thema muziek
January 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
A3 woordenschat H4
June 2024
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Werkwoorden
October 2024
- Lesson with
22 slides
1HV grammatica pv/vd/inf
September 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1