„Hij is twaalf jaar ouder dan ik en neemt de plaats in van vader en moeder, sedert die dood zijn.
Dat verschil van twaalf jaren is niet te overbruggen. Toen ik nog een vlegel was, toen was hij al een man en de verhouding uit die periode is gebleven. Hij beschermt mij, berispt mij, moedigt me aan en geeft mij raad alsof ik nog steeds op de straat met knikkers speel. “ (p. 53)