Herhaling H4

1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is een dominante strategie?
A
De beste keuze
B
De suboptimale keuze
C
De beste strategie onafhankelijk van de keuze van de ander
D
De slechtste strategie onafhankelijk van de keuze van de ander

Slide 3 - Quiz

Een dominante strategie is
A
de strategie waarbij ik de markt domineer
B
de suboptimaal
C
de strategie die het best is ongeacht de keuze van de ander
D
de optimaal

Slide 4 - Quiz

Dominante strategie voor Mulder

A
Geen uitverkoop
B
Wel uitverkoop

Slide 5 - Quiz

Is hier sprake van een gevangenendilemma? Verklaar het antwoord (MET GETALLEN)

Slide 6 - Open question

Een dominante strategie is
A
de strategie waarbij ik de markt domineer
B
de suboptimaal
C
de strategie die het best is ongeacht de keuze van de ander
D
de optimaal

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
beginnen van een bedrijfje
D
het krijgen van een uitkering

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van
ruilen over de tijd?
A
Je betaalt maandelijks premie voor je pensioen.
B
Je koopt met je maandsalaris een nieuwe wasmachine.
C
Je sluit een hypotheek af voor een woning.
D
Je koopt een auto op afbetaling.

Slide 11 - Quiz

Het uitstellen van consumptie
Het vervroegen van consumptie
Rente betalen
Rente ontvangen
Sparen
Lenen

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Het belastbaar inkomen is..
A
Het netto inkomen - de aftrekposten
B
Het bruto inkomen + sociale premies
C
Het bruto inkomen - de aftrekposten
D
Het netto inkomen + sociale premies

Slide 14 - Quiz

Door de heffingskortingen
A
Word je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Word je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Word je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Word je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 15 - Quiz

Brutoloon €65.000
Hypothecaire lening van €300.000
Rente is 3%
Bereken de hypotheekrente en het belastbare inkomen

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Bruto inkomen is €78.000
Bereken de inkomensheffing

Slide 18 - Open question

Bereken het gemiddeld tarief, rond af op twee decimalen

Slide 19 - Open question

Wat is het bijbehorende marginale tarief?
A
37,1%
B
49,5%
C
43,3%

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Nivellering van inkomens betekent dat
A
De werking van het belastingstelsel
B
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding kleiner wordt.
C
Het dichtbij de diagonaal teken van de lorenzcurve
D
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding groter worden.

Slide 22 - Quiz

Inkomens kun je nivelleren met een
A
progressieve belasting
B
degressieve belasting
C
proportionele belasting

Slide 23 - Quiz

Een ................ belastingtarief zorgt voor denivellering van inkomens
A
Degressief
B
Progressief
C
Geen van allen
D
Proportioneel

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Bij de diagonaal van de Lorenzcurve
A
zijn de inkomensverschillen groot
B
zijn er geen inkomensverschillen
C
zijn de inkomensverschillen klein
D
verdient iedereen evenveel

Slide 26 - Quiz

Secundair inkomen =
A
Primair inkomen + belasting - uitkering
B
Primair inkomen - belasting - uitkering
C
Primair inkomen + uitkering - belasting
D
Primair inkomen + belasting + uitkering

Slide 27 - Quiz

Hoeveel procent wordt er
verdiend door de rijkste 20% vd bevolking
bij primair inkomen
A
40%
B
50%
C
60%

Slide 28 - Quiz

Hoeveel procent wordt er
verdiend door de rijkste 20% vd bevolking
bij secundair inkomen
A
40%
B
50%
C
60%

Slide 29 - Quiz

De secundaire inkomensverdeling ligt dus ... de diagonaal
A
dichterbij
B
verder van

Slide 30 - Quiz

Ik heb vertrouwen in TEA1 eco
010

Slide 31 - Poll

Vragen die ik nog heb en volgende les graag wil bespreken....

Slide 32 - Open question