15-19 jan. Taal Tussen n/s en leestekens

T G 2 D
17 jan
wisbordje
Huiswerk in schrift en leesboek klaarleggen






1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 2 D
17 jan
wisbordje
Huiswerk in schrift en leesboek klaarleggen






Slide 1 - Slide

Leerdoelen P3


  • taal: spelling, werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen => taaltoets eind januari 
  • schrijfvaardigheid: folder (informerend en overtuigend) en zakelijke e-mail (informerend en overtuigend) => TEA 3: toets schrijfvaardigheid
  • poëzieproject: gedichten schrijven en voordragen => Poëzierevue in De Kom ma. 18 maart


     

    Slide 2 - Slide

    Doelen van deze week
    • je weet welke samenstellingen een "tussen -n" of "tussen-s" krijgen
    • je kent de regels voor leestekens
    • je hebt een gedicht voorgedragen
    • je hebt verder gelezen in je roman

    Slide 3 - Slide

    Huiswerk
    1. Extra oefenen werkwoordspelling als je dat nodig hebt (meer dan 2 fout): zie LessonUples: Stappenplan werkwoordspelling en "Versterk jezelf" in Talent
    2. Kies een gedicht uit boek B van Talent en schrijf dit over in je schrift: zie pag. 17 en 18
    3. Leesboek: lezen t/m pag. 50

    Slide 4 - Slide

    Lekker verder lezen! 
    Schrift met gedicht erin opengeslagen

    Slide 5 - Slide

    theater vanmiddag (vijfde uur)

    Slide 6 - Slide

    Spelling

    Slide 7 - Slide

    Spelling van samenstellingen
    • Wat is een samenstelling? 
    • Twee (of meer) woorden die samen een 'nieuw' woord vormen: fiets + hok = fietsenhok
    • Samenstelling schrijf je aan elkaar. 
    (hst 3.9: spelling)

    Slide 8 - Slide

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (1)
    • Tussen-s als je 'm hoort:  'dorpsplein'  dus ook 'dorpsstraat'
    • Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met mv op -en: fiets => fietsen =>fietsenrek; boekenkast
    • Geen tussen-n: 
    • als het eerste woord geen mv heeft: tarwegras, gerstebier
    • als het eerste woord een mv heeft op -s: babykamer
    • mv op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem

    Slide 9 - Slide

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)

    • Geen tussen-n: 
    • als het hele woord een bijv. nw is en het eerste deel een versterkende functie heeft: beregezellig, boordevol
    • als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel (ww: spinnen), blindedarm (bn: blind), hogeschool (bn: hoog), huilebalk
    • als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon), maneschijn

    Slide 10 - Slide

    Regels tussenletters samenstelling
    • bij sommige samenstellingen een -s: machtsvertoon dus ook: machtsstrijd
    • Regel: 
    • je hoort een -s, dus je schrijft 'm
    • bij veel andere samenstellingen een -n of -en: vriendendienst en berenkuil
    • Regel: 
    • -en als eerste deel een zelfst. nw is met meervoud op -en 

    Slide 11 - Slide

    Géén -en, maar een -e als eerste deel....
    1. géén mv heeft: roggebrood (want 'rogge')
    2. Er maar één van (zichtbaar) is (zon): zonnestraal
    3. Als eerste deel (ook) een mv op -es heeft: asperges, ziekten/-es: aspergesoep, ziektekiem
    4. Als het eerste deel géén zelfst. nw is: blindedarm
    5. Als het eerste deel een versterking is van bijv.nw: boordevol.

    Slide 12 - Slide

    DUS: de tussenletter -n schrijf je als:
    Het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en alléén een meervoud heeft op -EN.
    Uitzonderingen:
    1. Er is (we zien) er maar één van (zonnestraal / koninginnedag)
    2. Eerste deel versterkt het tweede deel (apetrots / beresterk)
    3. Het woord is niet meer als samenstelling te herkennen (schattebout / spillebeen)

    Slide 13 - Slide

    Schrijf op je wisbordje: dicteewoorden

    Slide 14 - Slide

    Waarom leer je dit? 
    • ... 
    • omdat veel leerlingen (vooral uit TTO) samenstellingen vaak los schrijven in plaats van aan elkaar(invloed van het Engels)
    • omdat je door spelfouten in je teksten minder serieus genomen wordt

    Slide 15 - Slide

    Zelfstandig werken / Plenda!

    • Talent: 3.9 in je boek maken: opdracht 8 samenstellingen
    • Talent: 3.9 werkwoordspelling: opdracht 1, 4
    • Gedicht oefenen dat je geschreven hebt (drie leerlingen)
    • Verder lezen (volgende week dinsdag tot pag. 80)

    Slide 16 - Slide

    Gedicht

    Slide 17 - Slide

    Wat heb je geleerd? 

    Slide 18 - Slide

    T G 2 D
    18 jan
    Welkom!
    Leesboek, huiswerk en Talent op tafel





    Slide 19 - Slide

    Leerdoelen P3


    • taal: spelling, werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen => taaltoets eind januari 
    • schrijfvaardigheid: folder (informerend en overtuigend) en zakelijke e-mail (informerend en overtuigend) => TEA 3: toets schrijfvaardigheid
    • poëzieproject: gedichten schrijven en voordragen => Poëzierevue in De Kom ma. 18 maart


       

      Slide 20 - Slide

      Doelen van deze week
      • je weet welke woorden een "tussen -n" of "tussen-s" krijgen
      • je kent de regels voor leestekens
      • je hebt een gedicht voorgedragen
      • je hebt verder gelezen in je roman

      Slide 21 - Slide

      Huiswerk
      1. Talent: 3.9 in je boek maken: opdracht 8 samenstellingen
      2. Talent: 3.9 werkwoordspelling: opdracht 1, 4


      Slide 22 - Slide

      Leestekens, waarom?
      • ....
      • Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

      Daarnaast wil je ook dit voorkomen:

      Slide 23 - Slide

      Slide 24 - Slide

      Slide 25 - Slide

      Komma
      • Tussen twee persoonsvormen: Terwijl hij sliep, werd zijn huis versierd.
      • Voor verbindingswoorden (voegwoorden) zoals: maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra Hij moet naar school, maar wil liever gamen.
      • Bij een opsomming: Ik hou van wandelen, fietsen, lezen en vakantie.

      Slide 26 - Slide

      Komma (2)
      • Voor een deel van een zin dat bijzin is. We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat helaas nog niet helemaal af is.
      • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin. Doe jij dat even, Ellen?

      Slide 27 - Slide

      Puntkomma
      • Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangenBeginnen jullie maar vast; ik kom helaas iets later.
      (Je kunt er ook twee losse zinnen van maken, maar dan zie je de samenhang minder: Beginnen jullie maar vast. Ik kom helaas iets later.
      •  ook bij opsommingen waarin al komma's staan:nog doen: huiswerk Fa, Ned en wi;  was strijken en opruimen; shoppen.


      Slide 28 - Slide

      Dubbele punt
      • Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, waarbij de tweede zin een verklaring of uitleg is (bij de eerste zin). 
      • Ook bij een opsomming en citaat gebruik je een dubbele punt.
      Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn man had rode rozen gekocht. 
      In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' bij denken (maar dan met komma!)


      Slide 29 - Slide

      Puntkomma of dubbele punt?
      Een dubbele punt: als in het eerste deel van de zin "de/het volgende" of "als volgt" staat of kan worden toegevoegd, of als er in het tweede deel "namelijk", "immers" of "want" bij kan worden gedacht.
      (1) We hebben een mooie zomer gehad: er was [namelijk/immers] veel zon en de temperaturen waren aangenaam.
      (2) Ik kom iets later: [want] ik sta nog in de file.
      (3) Het advies luidt dan ook [als volgt]: maak de kuur helemaal af.

      Slide 30 - Slide

      Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

      Slide 31 - Slide

      Aanhalingstekens
      • Bij een citaatVader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'
      • Als het woord zelf wordt bedoeld: Hoe schrijf je 'epidemie'?
      • Als je een stukje tekst van iemand anders letterlijk overschrijftIn het verslag schreef de brugklasser ‘Ik vond het brugklaskamp geweldig.’
      • Bij de titel van een boek: Heb jij "De hongerspelen" gelezen?
      • Bij ironie: "Dat is weer een 'fantastisch' resultaat van Ajax." 



      Slide 32 - Slide

      Aanhalingstekens:
      • bij directe rede of citaat
      • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"

      • komma buiten het citaat: "Ik ben echt op tijd, mevrouw", zei de leerling.
      • komma in het citaat als het doorloopt: "Omdat ik op tijd ben," zei de leerling, "haal ik de stoelen."
      • => Omdat ik op tijd ben, haal ik de stoelen."



      Slide 33 - Slide

      Welke leestekens?
      1. Anders dan je dacht zijn er deze week toch mensen naar Frankrijk gegaan
      2. We hebben een fijne vakantie gehad we zijn elke dag gaan duiken 

      Slide 34 - Slide

      Welke leestekens?
      1. Anders dan je dacht, zijn er deze ....Frankrijk gegaan.
      2. We ... vakantie gehad: we zijn .... duiken.
      3. : voor verklaring, reden, toelichting. Kun je vervangen door komma plus 'want'

      Slide 35 - Slide

      Directe rede
      • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
      • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
      • Na de dubbele punt bij een citaat begint de zin met een hoofdletter.

      • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan een komma:
      • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



      Slide 36 - Slide

      De concertkaartjes waren erg populair: er stonden lange rijen voor de kassa.

      Het leesteken is correct gebruikt.
      A
      Waar
      B
      Niet waar

      Slide 37 - Quiz

      Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen(?) hij moet dus vroeg op staan.
      A
      :
      B
      ;
      C
      ,
      D
      .

      Slide 38 - Quiz

      Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands, ze hoopt volgend jaar af te studeren.

      Het leesteken is correct gebruikt.
      A
      Waar
      B
      Niet waar

      Slide 39 - Quiz

      Welk leesteken had er moeten staan?
      'Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands(?) ze hoopt volgend jaar af te studeren.'

      Slide 40 - Open question

      Slide 41 - Slide

      Slide 42 - Slide

      Zelfstandig werken / *Plenda

      1. controleren of je nog meer oefeningen moet nakijken (geef mij de opdrachten door)
      2. * opdracht 8, paragraaf 1.9 Spelling (pag. 71)
      3. gedicht kiezen om voor te dragen 
      4. * lezen in je leesboek (tot pag. 100 volgende les)

      Slide 43 - Slide

      Wat heb je geleerd? 
      ...

      Meer leren over spelling? Bekijk de filmpjes hierna! 

      Slide 44 - Slide

      Slide 45 - Video

      Slide 46 - Video

      Slide 47 - Video

      Slide 48 - Video

      Slide 49 - Video