SLO Syllabus 4a 2 (R)

1 / 49
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opdrachten
Maak van paragraaf 1.1 opdracht 5 en 6

Slide 5 - Slide

1.1 5a
bevolkingsgroei en welvaartsstijging

Slide 6 - Slide

1.1 5b
Dat deel van Afrika is het armste gebied in de wereld. 
Dit gaat samen met een hoog geboortecijfer en een sterke bevolkingsgroei. 
Ook zal de welvaart relatief sterk groeien (in landen die economisch al verder ontwikkeld zijn, groeit de welvaart per jaar veel minder).

Slide 7 - Slide

1.1 5c
In China/Zuidoost-Azië en westerse landen is de vergrijzing hoog en het geboortecijfer laag. Hierdoor neemt de bevolking over enkele decennia af.

Slide 8 - Slide

1.1 6a
Voldoende toegang tot voedsel moet op een blijvende manier geregeld worden.
 Dat betekent dat de oplossingen structureel moeten zijn én geen nadelige gevolgen moeten hebben voor het milieu, zodat er ook in de verre toekomst nog genoeg voedsel geproduceerd kan worden.

Slide 9 - Slide

1.1 6b
Tal van oplossingen zijn mogelijk. Voorbeelden van juiste antwoorden:
  − economische groei stimuleren in de armste gebieden van de wereld;
  − de voedselproductiviteit verhogen in gebieden waar dat kan;
  − de voedselopslag in perifere landen verbeteren, enzovoort.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opdrachten
Maak opdrachten 3 en 4 van paragraaf 1.2

Slide 14 - Slide

1.2 3a
Het is voor landen zeer belangrijk dat er te allen tijde voldoende voedsel van goede kwaliteit beschikbaar is. Bij een vrije markt zou internationale concurrentie de eigen voedselproductie in gevaar kunnen brengen. Wanneer het voedselaanbod op de wereldmarkt afneemt, zou dat tot een gebrek aan voedsel kunnen leiden. Daarom nemen landen de binnenlandse voedselproductie in bescherming.

Slide 15 - Slide

1.2 3b
Bij minimumprijzen en exportsubsidies is er voor boeren een prikkel om zoveel mogelijk te produceren: de afzet is namelijk gegarandeerd.

Slide 16 - Slide

1.2 3c
Voorbeelden van goede antwoorden:
  – De huidige landbouwsubsidies ondersteunen nog steeds de inkomens van boeren. Ze zijn daarmee in het voordeel ten opzichte van boeren in andere delen van de wereld die deze subsidies niet krijgen. Dit maakt het makkelijker voor boeren uit de EU om hun producten te exporteren.
  – Productie in Europa is kapitaalintensief, onder meer door hoge grondprijzen en strenge milieuregelgeving. Daardoor zouden Europese producten zónder subsidie vaak te duur zijn om te kunnen exporteren.

Slide 17 - Slide

1.2 4a
In de EU wordt suiker verbouwd. De importheffing op suiker is daarom vooral bedoeld om de eigen producenten te beschermen.

Slide 18 - Slide

1.2 4b
− Producten die in de EU niet geproduceerd worden, zoals katoen en tropische vruchten.
  − En producten die zó belangrijk zijn voor de economie, dat ze zo goedkoop mogelijk beschikbaar moeten zijn, zoals veevoer, bijvoorbeeld soja(meel), maar ook palmolie voor bijvoorbeeld voedingsproducten, cosmetica en biodiesel.

Slide 19 - Slide

1.2 4c
De binnenlandse belastinginkomsten in perifere landen zijn laag. Deels omdat een groot deel van de bevolking geen officieel werk heeft, deels omdat het gemiddeld inkomen zó laag is, dat er sowieso weinig belasting betaald kan worden. Exportheffingen compenseren dit voor een deel.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de (eerste) groene revolutie is
  • Je kunt drie nadelige gevolgen noemen  van deze revolutie
  • Je kunt het verschil tussen gentechnologie en marker-assisted selection uitleggen
  • Je kunt drie andere manieren noemen om meer voedselproductie te creëren
  • Je kunt uitleggen dat gedragsverandering aan de vraag- én aanbodzijde belangrijk is
  • Je kunt uitleggen waarom gedragsverandering een belangrijke rol speelt in het vraagstuk rond voedselzekerheid.

Slide 22 - Slide

4

Slide 23 - Video

00:24
Vraag
Schrijf op het whiteboard een omschrijving van de eerste groene revolutie op zoals deze in de video wordt uitgelegd:

Slide 24 - Slide

01:31
Lezen
Lees de eerste alinea van paragraaf 1.8 in je tekstboek en verbeter je definitie. Schrijf deze in je schrift!

Slide 25 - Slide

04:02
Vraag:
Welke problemen werden er genoemd?
Vul elkaar aan!

Slide 26 - Slide

01:31
Groene revolutie is:

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Opdrachten
Maak van paragraaf 1.8 opdrachten 1 en 2
timer
8:00

Slide 30 - Slide

1 a Nee, want op de eerste plaats is de bevolking in ontwikkelingslanden sneller gegroeid dan gemiddeld. Bovendien laat de grafiek niet zien of het landbouwareaal waarop graanteelt in ontwikkelingslanden plaatsvindt, veranderd is.
 b Op lagere schaalniveaus komen grote verschillen tussen gebieden aan het licht. In Sub-Sahara-Afrika heeft de groene revolutie namelijk nauwelijks tot een verbetering van de voedselproductiviteit geleid. In andere perifere gebieden moet de productiviteit dus veel meer toegenomen zijn dan de grafiek laat zien.

Slide 31 - Slide

 c De eerste groene revolutie had negatieve neveneffecten voor het milieu en voor kleine boeren. Om voor toekomstige generaties blijvend voldoende voedsel te kunnen produceren, zullen daarom duurzamere keuzes gemaakt moeten worden.
2 a Bij gentechnologie worden de gewenste eigenschappen door middel van stukjes DNA direct geïmplanteerd in een organisme. Bij kruising en selectie moet je telkens afwachten of de gewenste eigenschap wel overgedragen is. Bovendien kun je met gentechnologie eigenschappen van verschillende organismen met elkaar combineren.

Slide 32 - Slide

 b De genetisch gemanipuleerde zaden zijn duur en moeten elk jaar opnieuw aangeschaft worden. Voor landen in de periferie wordt het dan al snel te duur.
 c Bij marker-assisted selection wordt niet in het DNA ingegrepen. De mogelijke risico’s op milieu- en gezondheidsproblemen die bestaan bij gentechnologie ontbreken daardoor.

Slide 33 - Slide


 d Er zijn door middel van deze methode gewassen ontwikkeld die ofwel enkele weken onder water kunnen staan, of die relatief weinig water nodig hebben. Door de klimaatverandering zullen sommige gebieden te maken krijgen met meer overstromingen en andere met toenemende droogte. De genoemde gewassen zullen in deze gebieden dus een hogere opbrengst hebben dan traditionele gewassen.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

1

Slide 40 - Video

02:11
Hoeveel gooien Nederlandse huishoudens samen weg?

Slide 41 - Open question

Opdrachten
Maak van 1.8 opdrachten 3,4 en 5 
timer
12:00

Slide 42 - Slide

3 a Voor een deel wel: de meeste centrumlanden behalen een hoog percentage en de meeste perifere landen een laag percentage, maar vooral in de semiperifere landen zijn de behaalde percentages heel divers. Ook zijn er gebieden in de periferie die heel goed scoren en gebieden in het centrum die matig scoren.
 
 


Slide 43 - Slide

 b Nee: groen wil zeggen dat de productiviteit hoog is ten opzichte van de maximaal haalbare productiviteit in dat gebied. Als de maximale productiviteit laag is, door bijvoorbeeld een ongunstig klimaat, kan een gebied met een lage productiviteit dus toch groen zijn. Omgekeerd kan in een oranje gebied de productiviteit best hoog zijn.
 c Australië is zeer dunbevolkt, waardoor de noodzaak ontbreekt om overal een maximale productiviteit te behalen.

 


Slide 44 - Slide

 d Het is wel erg voor gebieden die ver van de maximale productiviteit af zitten: in deze gebieden is de kans groot dat er voedseltekorten zijn en dat de voedselproductie een lage economische waarde heeft. Aan de andere kant is het in principe voldoende als er wereldwijd genoeg voedsel wordt geproduceerd. Als de verdeling ervan optimaal zou zijn, hoeft de productiviteit niet overal maximaal te zijn. Bovendien zorgt intensieve landbouw voor meer milieuschade.
 


Slide 45 - Slide

4 a D
 b Voor vismeel moet er evengoed wilde vis gevangen worden, waardoor de visstand alsnog daalt (zowel van de gevangen vissoorten als van de vissoorten die hoger in de voedselketen zitten).
 c Voorbeelden van voordelen:
  – Deze voedselbronnen kunnen het dreigende eiwittekort helpen voorkomen.
  – Deze voedselbronnen worden in (zee)water geteeld, wat de druk op het land verkleint.
  – Deze voedselbronnen kunnen vrijwel onbeperkt verbouwd worden.



Slide 46 - Slide

 d – Voordeel: ze leveren eiwitten en zijn in veel landen al een normale voedselbron.
  – Nadeel: in landen waar insecten nog geen normale voedselbron zijn, zullen veel mensen hun weerstand moeten overwinnen.
5 a – Als de oogst van één gewas mislukt, leveren de andere gewassen toch nog voedsel op.
  – Gemengde landbouw bespaart kosten, onder meer doordat er minder irrigatie nodig is en minder of geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen.


Slide 47 - Slide

 b In centrumlanden komt overvoeding en verspilling het meest voor. Ook is de vleesconsumptie er het grootst. Bovendien kunnen consumenten in centrumlanden door hun hogere welvaart gemakkelijker kiezen voor alternatieve voedselbronnen.
 c Voorbeelden van juiste antwoorden: supermarkten kunnen groenten en fruit die er niet meer zo goed uitzien met korting verkopen, restaurants kunnen als keuze kleinere porties aanbieden.


Slide 48 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de (eerste) groene revolutie is
  • Je kunt drie nadelige gevolgen noemen  van deze revolutie
  • Je kunt het verschil tussen gentechnologie en marker-assisted selection uitleggen
  • Je kunt drie andere manieren noemen om meer voedselproductie te creëren
  • Je kunt uitleggen dat gedragsverandering aan de vraag- én aanbodzijde belangrijk is
  • Je kunt uitleggen waarom gedragsverandering een belangrijke rol speelt in het vraagstuk rond voedselzekerheid.

Slide 49 - Slide