Observeren

Workshop
Onderdeel: Observeren deel 1

1 / 31
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Workshop
Onderdeel: Observeren deel 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ervaringen?
- Observeren in jouw klas

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 3 - Video

Benoem wat je ziet (op papier!)

Verschil tussen waarnemen en observeren
Waarnemen is een (onbewuste) selectie. Het gaat over wat je opmerkt via je zintuigen. 

Observeren is het objectief waarnemen van zichtbaar gedrag, met de eisen:
- bewust
- doelgericht
- planmatig 
Het gaat niet om het waarom, waardoor, denken en voelen!

Objectief: een feit is objectief als het onafhankelijk is van de mening van mensen;
er is geen interpretatie nodig. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Waarnemen

- Zij zitten gezellig te kletsen
- Zij zit te klieren
- Hij is druk
- Hij lacht

Observeren

- Zij praten
- Zij duwt een medeleerling
- Hij draait op zijn stoel
- Zijn mondhoeken gaan omhoog

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tijdens module 2 werk je aan een verantwoordingsverslag, waarin alle lessen aan bod komen. In het verslag staat per les de opbrengst van de les beschreven en daarnaast werk je ook weer de belangrijke begrippen uit, waar mogelijk aan de hand van voorbeelden.​





Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Les 4 Observatiemethode deel 1​
Beschrijf vanuit je onderzoek uit les 3 de volgende aspecten:​
-> Hoe wordt er geobserveerd op stage? (De observatiemethode)​
-> Onderbouw/middenbouw/ bovenbouw. Hoe vaak? Wanneer? Wie? Welke hulpmiddelen? ​
- Beschrijf de vier hoofdgroepen van observatiemethoden en de bijbehorende registratiemethoden. ​
Welke manier van observeren/registratiemethode heeft jouw voorkeur en waarom? ​
Huiswerk voor les 6:​
- Onderzoek op de BPV welke leerling je wil observeren en met welk doel. Overleg eventueel met je BPV begeleider. ​

Belangrijke begrippen: codeersysteem, beoordelingsschaal, observatieschema, beschrijvende observatie time/event sampling​



Les 4 Observatiemethode deel 1​
Beschrijf vanuit je onderzoek uit les 3 de volgende aspecten:​
-> Hoe wordt er geobserveerd op stage? (De observatiemethode)​
-> Onderbouw/middenbouw/ bovenbouw. Hoe vaak? Wanneer? Wie? Welke hulpmiddelen? ​
- Beschrijf de vier hoofdgroepen van observatiemethoden en de bijbehorende registratiemethoden. ​
Welke manier van observeren/registratiemethode heeft jouw voorkeur en waarom? ​
Huiswerk voor les 6:​
- Onderzoek op de BPV welke leerling je wil observeren en met welk doel. Overleg eventueel met je BPV begeleider. ​
Belangrijke begrippen: codeersysteem, beoordelingsschaal, observatieschema, beschrijvende observatie time/event sampling​

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


Les 4 Observatiemethode deel 1​
Beschrijf vanuit je onderzoek uit les 3 de volgende aspecten:​
-> Hoe wordt er geobserveerd op stage? (De observatiemethode)​
-> Onderbouw/middenbouw/ bovenbouw. Hoe vaak? Wanneer? Wie? Welke hulpmiddelen? ​
- Beschrijf de vier hoofdgroepen van observatiemethoden en de bijbehorende registratiemethoden. ​
Welke manier van observeren/registratiemethode heeft jouw voorkeur en waarom? ​
Huiswerk voor les 6:​
- Onderzoek op de BPV welke leerling je wil observeren en met welk doel. Overleg eventueel met je BPV begeleider. ​

Belangrijke begrippen: codeersysteem, beoordelingsschaal, observatieschema, beschrijvende observatie time/event sampling​




Les 5 Observatiemethode deel 2​
De observatie van in deze les werk je uit in een verslag. ​
In dit verslag staat:​
- De uitgevoerde observatie.​
- De verschillen in verslag van jou en je medestudenten.​
- De conclusie: welke aspecten waren goed beschreven in jouw observatieverslag en waarom? Welke verbeterpunten zie je? ​


Huiswerk voor les 6:​
- Onderzoek op de BPV welke leerling je wil observeren en met welk doel. Overleg eventueel met je BPV begeleider. ​




Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Waarom observeren?
Bij observeren vergaar je informatie over één of meerdere personen gedurende een bepaalde periode, tijdens een bepaalde activiteit

Wat kan het doel zijn?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Je gaat een leerling uit jouw stage observeren. Wat kan jouw doel zijn?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Waarom observeren?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

Bevraag jezelf regelmatig kritisch als je voor de klas staat. Zie jij werkelijk wat er speelt?
Bij het observeren kun je verschillende methoden gebruiken. Er bestaan kant-en-klare observatiemethoden, die handig zijn bij het volgen van de ontwikkeling van kinderen. Je kunt ook je eigen methoden op maat maken. Je maakt keuzen in de wijze van observeren, de manier van registreren en de te gebruiken hulpmiddelen. Waar je voor kiest hangt af van de hulpvraag en de omstandigheden. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan voor observatie en verslag
gebruik je boek. blz. 54 tot blz. 59
Stap 0: Noteer de gegevens van het kind, de school, de dag etc.
Stap 1: Formuleer aanleiding
Stap 2: Stel het observatiedoel vast en formuleer de vraagstelling
Stap 3: inventariseer het concrete gedrag
Stap 4: bepaal de observatiecategorieen
Stap 5: Kies observatiemethode en licht kort toe
Stap 6: plaats en tijd, etc.
Stap 7: de algemene gegevens
Stap 8: Observeer en maak verslag
Stap 9: Trek een conclusie (antwoord op de observatievraag: objectief) en geef jouw visie en advies (interpretatie genuanceerd)

Plaats alles op een overzichtelijke manier in een verslag (per vraag één verslag)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aanleiding en het doel
Het is belangrijk om je doel en aanleiding heel helder te formuleren. Je scherpt je eigen gedachten en je neemt de lezer mee. 

Uit de aanleiding en het doel volgt de observatievraag. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Een observatievraag kan beginnen met 'waarom'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

De observatievraag
Wat wil je te weten komen?
- De vraag richt zich op zichtbaar gedrag
- De vraag is specifiek (welk gedrag, welke les, welk moment)

Voorbeeld open observatievraag:
Welk gedrag laat kind X zien tijdens de eerste 10 minuten op het speelplein in de kleine pauze?

Voorbeeld gesloten observatievraag:
Hoeveel procent van de tijd gedurende 20 minuten laat kind X niet-taakgericht gedrag zien tijdens het zelfstandig werken bij rekenen?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bij een participerende observatie ben je zelf onderdeel van de situatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De observatiemethode
Participerend
Niet-participerend
Ongestructureerde observatie
Meedoen: bij kleuters in de huishoek (video-opname)
Beschrijving van gedrag tijdens werkles terwijl je aan de zijkant zit
Gestructureerde observatie
Fiches van ene broekzak naar andere, terwijl je lesgeeft
Tijdsteekproef invullen terwijl je aan de zijkant zit

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld ongestructureerde observatie
Je beschrijft enkel chronologisch zichtbaar gedrag (dus niet wat je vindt/voelt/denkt)

Er staan geen interpretaties in je verslag, zoals:
soms/vaak - steeds - erg druk - agressief - opgewekt - vervelend

'M. opent haar la en haalt haar potlood en schrift eruit. M. schuift de la dicht en legt haar potlood op haar tafel. Ze pakt haar pen in haar hand. M. legt haar potlood neer en opent haar la. Ze pakt haar gum eruit. M. schuift de la dicht. Ze kijkt naar buiten waar de kinderen uit de middenbouw spelen.' Etc. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld gestructureerde observatie
- Tijdsteekproef (gebruik de originele)
- Turflijsten (met of zonder tijdsinterval)
- Noteren van looproutes
- Turven beurten per groepje
- Turven verbale / non-verbale complimenten versus correcties


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De steekwoorden / korte zinnen uit je open observatie zet je om in een lopend verslag
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Het verslag
Je maakt een professioneel en leesbaar verslag

Ongestructureerde observatie: steekwoorden omzetten in lopend verslag

Gestructureerde observatie: schema toevoegen aan verslag
- Welke categorieën ga je bekijken?
- Voeg een categorie 'anders' toe
- Zet je observatie wel/niet af tegen de tijd?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

In de conclusie mag je extra informatie (dat je al weet) over de leerling toevoegen
A
Ja
B
Nee!

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De conclusie
Vat eerst samen (je geeft een objectief antwoord op de onderzoeksvraag).

Daarna: analyseren en advies geven (= subjectief). 
'Naar mijn mening...'
'Het lijkt erop dat...'
'Mogelijk...'

Noteer twijfels en vervolgvragen. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Valkuilen
- Eigen mening, visie en idealen
- Emotionele betrokkenheid (subjectiviteit)
- Halo-effect en Horn-effect
- Vooroordelen (stereotypering)
- Projectie (de ander jouw gevoelens toeschrijven)

Slide 26 - Slide

Halo: de neiging iemand positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.

Horn: neiging iemand negatief te beoordelen, gebaseerd op één negatief aspect. 
Oefenen
We gaan kijken naar Marie tijdens het zelfstandig werken

Observatievraag:
- Welk gedrag laat Marie zien bij het afronden van haar taalwerk gedurende 1.15 minuten?
Observatiemethode:
- Ongestructureerde, niet participerende observatie
Noteer wat je ziet (trefwoorden / zinnen)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1

Je gaat beginnen met een niet participerende ongestructureerde observatie (beschrijvend)
Bekijk de aflevering en observeer.
Rapporteer dit.












Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Opdracht 2: vergelijken

Na het kijken van de aflevering vergelijk jij je verslag met die van je klasgenoot. 

De docent geeft hierbij nog opdrachten waar je op moet letten:
Maak groepjes van 2 of 3.
Lees elkaars verslagen en bespreek welke verschillen er zijn.
Wie heeft welke valkuilen ontdekt (ervaring, stemming, projectie, vooroordelen, horn effect, halo effect, eigen mening, emotionele betrokkenheid)
Objectief/subjectief











Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Nog een paar voorbeeldvragen
- Welk non-verbaal gedrag laat de leerkracht zien wanneer hij/zij de dag opent (dit duurt ongeveer 5 minuten)?

- Welke verbale feedback geeft de leerkracht aan de leerlingen, de eerste 5 minuten van zijn/haar instructie?

- Welk niet-taakgericht gedrag laat kind X zien tijdens de eerste 10 minuten van het zelfstandig werken tijdens rekenen?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions