Taalkunde (bijvoeglijke bepaling en bwb)

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

'Het mooie van poëzie is dat één zin genoeg kan zijn' zegt boekhandelaar op 24 februari in De Volkskrant (2022).
Op de volgende slides staan twee gedichten die afgelopen week zijn gepubliceerd: 

Een krijgszuchtige tijd van Marieke Lucas Rijneveld en Wat leuk dat jullie even komen kijken van Rob van Essen.

1) Welk gedicht spreekt jou meer aan? Leg je antwoord uit.
2) Welke zin spreekt jou aan? Leg je antwoord uit.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Jouw voorbereiding voor de volgende les:
Blok 2 en 3


Maak aantekeningen.
Je hebt de uitleg nodig om je
volgende schrijfopdracht goed
te kunnen uitvoeren.


Slide 4 - Slide

Schrijfopdracht 1 (2)
Naamwoordelijk gezegde


Schrijfopdracht 2 (4)
Samengestelde zinnen
Bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling
Deadline: 11 maart

Schrijfopdracht 3 (4)
Herhaling
+ voorzetselvoorwerp en ambiguïteit
Deadline: 18 maart

Onderzoeksopdrachten woordsoorten en spelling

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

Je kent de term bijvoeglijke bepaling;
Je kunt een bijvoeglijke bepaling herkennen en benoemen in een zin;
Je kunt een bijvoeglijke bepaling toevoegen aan een zin(sdeel);
Je kent en herkent bijwoordelijke bepalingen.

Vragen van jullie

Het werkwoord als regisseur


Zinnen uitbreiden met extra informatie:
Bijwoordelijke bepaling
Bijvoeglijke bepaling

Modulewijzer
Opdrachten 6, 7, 8 en 9

Slide 6 - Slide

Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort. 
Er wordt altijd iets gezegd.
Het is net als een film: je hebt verschillende rollen nodig om het verhaal te vertellen.

Slide 7 - Slide

Werkwoord als regisseur
Het belangrijkste werkwoord bepaalt welke rollen nodig zijn om het hele verhaal te vertellen:

onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

vinden - zitten - geven

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Met bijwoordelijke bepalingen geef
je extra kleur en informatie aan een zin:

Waarom?
Wanneer?
Wel of niet?
Waar?
Hoe?
Hoe vaak?

Slide 10 - Slide

Geven

Hoofdrol:
de persoon die geeft (onderwerp)

Onmisbare rol:
dat wat gegeven wordt (lv)

(On)misbare rol:
wie het geven ontvangt (mv)
Het meisje geeft hem een ijsje


Het meisje = onderwerp

ijsje = lijdend voorwerp


hem = meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Decor

Het meisje gaf hem een ijsje op het strand.
Het meisje gaf hem een ijsje bij haar thuis.
Het meisje gaf hem gisteren een ijsje.
Het meisje gaf hem iedere dag een ijsje.

Slide 12 - Slide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Drama

Het meisje gaf hem een ijsje, omdat ze verliefd op hem is.
Het meisje gaf hem liever een ijsje.
Het meisje gaf hem geïrriteerd een ijsje.
Hoewel hij het niet lust, gaf het meisje hem een ijsje.
Het meisje gaf hem niet een ijsje.

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Geen eigen zinsdeel
Het is een zinsdeel binnen een zinsdeel

Het geeft extra informatie over een zinsdeel

Meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.




Slide 15 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.


Slide 16 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.

Het meisje dat tot over haar oren verliefd is gaf hem een ijsje dat ze eigenlijk niet kon betalen.

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.

Het meisje dat tot over haar oren verliefd is gaf hem een ijsje dat ze eigenlijk niet kon betalen.

Slide 18 - Slide

Maak hier een onderschrift bij met 2 bijwoordelijke bepalingen en 2 bijvoeglijke bepalingen.

Slide 19 - Mind map

Modulewijzer blok 2, opdracht 6 (bijvoeglijke bepaling)
Vul onderstaande zinnen aan met extra informatie, waarmee het voor de ander duidelijker wordt. Je mag een woord aanpassen, maar het werkwoord moet zo blijven.
a) De man controleert de passagier.
b) Mark retourneert het pakket.
c) Kinderen verwijten hem iets.

Opdracht 8 Oefenen met samengestelde zinnen
Noteer van de volgende zinnen de structuur en noteer of er sprake is van onderschikking of nevenschikking.

a) De piloot van de Airbus A320 meldde de luchtverkeersleider dat het vliegtuig door een vlucht vogels was gevlogen.

b) Doordat beide motoren waren uitgevallen, moest het vliegtuig een noodlanding maken op de rivier de Hudson.

c) De misstanden waren al ruim twee jaar bij de directie bekend, maar sancties volgden pas na alle media-aandacht van afgelopen maand.

d) Terwijl Walter White doorgaat met het geven van scheikundeles, zorgt Jesse Pinkman voor hun illegale handeltje.

e) 57% van de ondervraagden weet niet of sociale media te vertrouwen in.

Slide 20 - Slide