19. betoog

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  Het betoog
4.  De opdracht
5.  De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de structuur van een betoog
- je weet waar '5 W's en 1 H' voor staat
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Nederlands LessonUpMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  Het betoog
4.  De opdracht
5.  De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de structuur van een betoog
- je weet waar '5 W's en 1 H' voor staat

Slide 1 - Slide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:   nu werk ik 
persoonsvorm verleden tijd:                   vroeger werkte zij
voltooid deelwoord:                                  hij heeft daar gewerkt
onvoltooid deelwoord:                             werkend knikte ik
gebiedende wijs:                                       werk ze!
bijvoeglijk naamwoord:                           de werkende student

Slide 2 - Slide

STAP 1
Wat doe je eerst bij werkwoordspelling? 

Stap 1: je zet de zin in een andere tijd en vindt daardoor de ... 

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm in:

De hond van de buren bijt

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in:

Henk leert voor zijn studie

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm in:

De havik valt in haar tuin de duif aan

Slide 6 - Open question

Antwoorden
De hond van de buren bijt ► de pv is: 
  • bijt

Henk leert voor zijn studie ► de pv is: 
  • leert

De havik valt in haar tuin de duif aan ► de pv is: 
  • valt aan

Slide 7 - Slide

STAP 2
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 

Stap 2: je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.

►Let op scheidbare werkwoorden (afvallen, uitkijken, opletten)
                 
                                                       
                                                         Volgende slide: quizvragen hierover



Slide 8 - Slide

Wat is het hele werkwoord (het infinitief) in:

De hond van de buren bijt

Slide 9 - Open question

Wat is het hele werkwoord (het infinitief) in:

Henk leert voor zijn studie

Slide 10 - Open question

Wat is het hele werkwoord (het infinitief) in:

De havik valt in haar tuin de duif aan

Slide 11 - Open question

Antwoorden
De hond van de buren bijt ► het hele werkwoord van de pv is: 
  • bijten

Henk leert voor zijn studie ► het hele werkwoord van de pv is:
  • leren

De havik valt in haar tuin de duif aan ► het hele ww van de pv is:
  • aanvallen

Slide 12 - Slide

STAP 3
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.

Stap 3: je haalt -en van het hele werkwoord van de persoonsvorm af. Nu heb je de stam van het werkwoord. Dat is je basis. 


                                               Volgende slide: quizvragen over de stam








Slide 13 - Slide

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

De hond van de buren bijt

Slide 14 - Open question

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Henk leert voor zijn studie

Slide 15 - Open question

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

De havik valt in haar tuin de duif aan

Slide 16 - Open question

Antwoorden
De hond van de buren bijt ► de stam van de pv is: 
  • bijt (-en)

Henk leert voor zijn studie ► de stam van de pv is: 
  • ler (-en)

De havik valt in haar tuin de duif aan ► de stam van de pv is:
  • aanvall (-en)

Slide 17 - Slide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord. 

Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken: 
Kappen - de stam 'kapp' wordt de ik-vorm kap
Kapen - de stam 'kap' wordt de ik-vorm kaap
Worden - de stam 'word' is hetzelfde als de ik-vorm: word.








Slide 18 - Slide

2. OVERZICHT SCHRIJFDOSSIER
► 20 maart: het betoog
27 maart: de reflectie (het slot). Je controleert het verslag m.b.v. opdracht 8. 
Klaar? Schrijfdossier uploaden in CumLaude. 

Deadline: 4 april 2024, 22:00 uur.


Slide 19 - Slide

3. HET BETOOG

Je wilt de lezer overtuigen van jouw mening. Dit overtuigen doe je met feitelijke argumenten. Het is een overtuigende tekstsoort met feitelijke informatie. Dat maakt het deels ook een informatieve tekstsoort. 


Titel?


Inleiding, kern, slot in alinea's.


Afsluiting? 



Slide 20 - Slide

Wat is het schrijversdoel van een betoog?
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
informeren

Slide 21 - Quiz

TITEL
- Bedenk een pakkende titel die de lading dekt, het onderwerp. 
- Houd het kort en bondig: de titel kan op een spandoek. 

Ideeën over de titel:
- iets over jouw hobby
- iets over jouw sport
- iets wat jou interesseert
- iets over jouw opleiding

Slide 22 - Slide

INLEIDING
- Je schrijft een anekdote, een verhaaltje.

De lezer weet dan wat gaat komen en het wordt hem/haar duidelijk waarom je dit onderwerp hebt gekozen. 




Slide 23 - Slide

KERN
In alinea's. Elk deelonderwerp heeft een eigen alinea. In een alinea schrijf je achter elkaar door. 

Hoe ziet de structuur van een betoog eruit?
(titel en inleiding)
- Alinea 1: argument vóór jouw mening + onderbouwing
- Alinea 2: argument vóór jouw mening + onderbouwing
- Alinea 3: tegenargument + dit onderuithalen
(slot en afsluiting)

Slide 24 - Slide

onderbouwen met argumenten
Een argument is feitelijke informatie. Wat is feitelijke informatie?
  • Een feit is meetbaar, het staat vast. 

Welke informatie is waar? 
  • informatie van overheidsinstanties 
  • informatie uit onderzoek (maar let op: 'wij van wc-eend')
  • informatie uit de krant

► Wordt informatie van Facebook, Instagram, TikTok gecontroleerd op waarheid?  





Slide 25 - Slide

SLOT
- Een slot kan een conclusie, een samenvatting, een blik op de toekomst of een vraag zijn. Je zet het in één alinea, de slotalinea.


- Sluit passend af met jouw naam.

Slide 26 - Slide

TIPS
- Houd je aan de structuur van een betoog
- Gebruik signaalwoorden!
- Houd je tekst kort en bondig
- Lees je tekst altijd na


Slide 27 - Slide

Stelling/standpunt:
Alle katten moeten binnen blijven

Eens
Oneens

Slide 28 - Poll

Waarom moeten katten binnen blijven?
Geef één argument.

Slide 29 - Open question

Waarom moeten katten niet binnen blijven?
Geef één argument.

Slide 30 - Open question

Met welk signaalwoord kan je een tegenargument aangeven?
A
Maar
B
Echter
C
Daarentegen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quiz

Hoeveel argumenten moet je op het examen Schrijven gebruiken om je standpunt te ondersteunen? (meer dan 1 antwoord mogelijk)
A
Minimaal 2
B
Dat maakt niet uit
C
Minimaal 3
D
Dat wordt aangegeven in de begeleidende tekst

Slide 32 - Quiz

4. DE OPDRACHT
Schrijf een betoog over een onderwerp waar je een mening over hebt. Weet je geen onderwerp, dan staat een aantal in het Schrijfdossier. 

Neem jouw schrijfproduct op onder opdracht 6 in je Schrijfdossier. 

Je mag Chat GPT gebruiken: zorg er dan wel voor dat ik het niet merk. Dit bewerkstellig je door het na te lezen en te herschrijven in jouw eigen woorden. Daarnaast verwijder je het kadertje eromheen, kies je een ander lettertype, een andere puntsgrootte en wijzig je de achtergrondkleur. 
 

Slide 33 - Slide

5. DE VOLGENDE KEER
... schrijf je de reflectie!

Slide 34 - Slide

EINDE VAN DE LES

Slide 35 - Slide

5. DE VOLGENDE LES


...gaat over hoe je samenhang aanbrengt in jouw teksten.

We gaan terug naar Taalblokken. 

Slide 36 - Slide

Na het Schrijfdossier
Bouwsteen 04. woensdag 3 + 10 april ►Samenhang (signaalwoorden)
- woensdag 10 april het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 04.

woensdag 17 april vrij ivm mondelinge examens
woensdag 1 mei vrij ivm meivakantie

Bouwsteen 05. woensdag 24 april + 8 mei ►Hoofd- en bijzaken
- woensdag 8 mei het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 05.
Niet: Indi, Daan en Teun. 
► Denk na over wat je gaat doen en mail mij jouw besluit.

Slide 37 - Slide

Na het Schrijfdossier
Bouwsteen 06. woensdag 15 + 22 mei ►Argumenteren
- woensdag 22 mei het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 06.
Niet: Indi, Ilja, Daan en Jelte.

Bouwsteen 07. woensdag 29 mei + 19 juni ►Evalueren
Woensdag 5 juni en 12 juni vrij ivm mondelinge examens

- woensdag 19 juni het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 07.
Niet: Lian en Teun.

Slide 38 - Slide

Na het Schrijfdossier
Bouwsteen 08. woensdag 26 juni + 3 juli ►Samenvatten
- woensdag 3 juli het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 08.

Eindtoets Bouwstenen. woensdag 10 juli het 1e lesuur  Nederlands
Nulmeting Grammatica en Spelling. woensdag 10 juli het 2e lesuur Nederlands

Tijdens de vrijkomende uren ga je je achterstanden van Nederlands wegwerken, zoals (het inhalen van) bouwsteentoetsen. Je mag ook alvast een van de nulmetingen maken, i.e. die van Grammatica en Spelling en de Woordenschat. 
Je moet daar wel voor op locatie zijn.    

Slide 39 - Slide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; opgaven 13, 14; opgaven 16 t/m 18.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 12; opgaven 23 t/m 27 en
opgaven 29 t/m 32. 

Woordenschat: bouwsteen 3 Inleiding, kern en slot
Tussentoets (niet oud)


Slide 40 - Slide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 11 t/m 19.
Schrijven: opgaven 1 t/m 3. 

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgave 1 t/m 10; opgaven 24 t/m 27; 31 t/m 37.
Schrijven: opgaven 1 t/m 8; 10; 15 t/m 19

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang
Tussentoets (niet oud)

Slide 41 - Slide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken
Tussentoets (niet oud)

Slide 42 - Slide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren
Tussentoets (niet oud)

Slide 43 - Slide