Van welke product eigenschap is een hotelkamer, een voorbeeld?
A
afgeleide eigenschap
B
toegevoegde eigenschap
C
fysieke eigenschap
Slide 6 - Quiz
Van welke product eigenschap is de Van der Valk een voorbeeld?
A
afgeleide eigenschap
B
toegevoegde eigenschap
C
fysieke eigenschap
Slide 7 - Quiz
Iemand eet liever KFC dan McDonalds, omdat er plastic in het eten van McDonalds zou zitten. Van welk product eigenschap is dit een voorbeeld?
A
afgeleide eigenschap
B
toegevoegde eigenschap
C
fysieke eigenschap
Slide 8 - Quiz
Assortiment
''Het geheel van min of meer aan elkaar verwante producten die door een ondernemer ter verkoop worden aangeboden''
Verwante producten: verband tussen producten
Geheel van producten: productgroepen met bijbehorende individuele producten
Verkoop: alleen producten of diensten die ter verkoop worden aangeboden
Slide 9 - Slide
Assortimentsbegrippen
breedte: aantal verschillende productgroepen
Ikea: niet alleen meubels, maar ook eten
diepte: aantal producten per productgroep
Frisdrank: niet alleen cola, maar ook sinas en sprite
hoogte: prijsklassen in producten per productgroep
Cola: niet alleen Pepsi, maar ook First Choice en huismerk
consistentie: verwantschap tussen de productgroepen
Slide 10 - Slide
In de supermarkt wordt zowel chips verkocht van het huismerk, als van Lays en Crocky. De chips van het huismerk is het goedkoopste en die van Lays het duurste. Met welk assortimentsbegrip heeft dit te maken?
A
Breedte van het assortiment
B
Diepte van het assortiment
C
Hoogte van het assortiment
D
Consistentie van het assortiment
Slide 11 - Quiz
Van het merk Coca-Cola wordt niet alleen de normale variant aangeboden, maar ook de light, zero, cherry, vanilla, lemon en life varianten. Met welk assortimentsbegrip heeft dit te maken?
A
Breedte van het assortiment
B
Diepte van het assortiment
C
Hoogte van het assortiment
D
Consistentie van het assortiment
Slide 12 - Quiz
Bij een reisbureau worden alleen pakketreizen aangeboden. Er worden geen dagtripjes zowel binnenlands als naar het buitenland aangeboden? Met welk assortimentsbegrip heeft dit te maken?
A
Breedte van het assortiment
B
Diepte van het assortiment
C
Hoogte van het assortiment
D
Consistentie van het assortiment
Slide 13 - Quiz
Bij een kampeerwinkel kun je tenten, gaspitjes, slaapzakken slaapmatjes kopen, maar ook vishengels, voetballen en badmintonrackets. Met welk assortimentsbegrip heeft dit te maken?
A
Breedte van het assortiment
B
Diepte van het assortiment
C
Hoogte van het assortiment
D
Consistentie van het assortiment
Slide 14 - Quiz
Soorten goederen
1. Conveniece goods (gewoonte goederen)
Routine matig -> boodschappen
2. Shopping goods (keuze goederen)
Klant wil kunnen vergelijken
3. Specialty goods (speciale producten)
Veel geld, tijd en moeite voor over om het product te kopen
Slide 15 - Slide
Kernassortiment
20/80-regel
20% van assortiment zorgt voor 80% van de omzet
Wordt standaard aangeboden
Randassortiment
Bij-artikelen
80% van assortiment zorgt voor andere 20% van de omzet
Veranderd
Slide 16 - Slide
Assortimentsverandering
Waarom?
Winstmarge verhogen
Imagoverandering Trading-up (hogere prijs) en trading-down (lagere prijs)
Concurrentiepositie Productdifferentiatie: onderscheiden ten opzichte van de concurrenten met behulp van je product
Slide 17 - Slide
Assortimentsverandering
Parallellisatie/branchevervaging
Artikelen opnemen die niet tot de branche behoren
Gevolg: assortiment wordt breder
Specialisatie
Specialiseren op enkele artikelgroepen
Gevolg: winkelier kunnen deskundiger advies geven en meer keuzemogelijkheden aanbieden
Slide 18 - Slide
Als een bakker naast brood, ook broodmessen en planken gaat verkopen, spreken we van;
A
Parallellisatie
B
Specialisatie
Slide 19 - Quiz
Als een reisbureau alleen nog maar reizen naar Azië gaat aanbieden, dan is er sprake van;