This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Onderwerp
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog over de passé composé?
Slide 3 - Mind map
Voltooide tijd =
Passé Composé
Ik heb gedanst = J'ai dansé
Slide 4 - Slide
Passé composé bestaat uit:
1. een vorm vanavoir(hebben)
2. een voltooid deelwoord
Slide 5 - Slide
Weet je het rijtje van avoir nog? Vervoeg dit werkwoord!
Slide 6 - Open question
Hoe vertaal je: ik heb gedanst
Slide 7 - Mind map
En hoe vertaal je: ik heb gegeten
Slide 8 - Mind map
En hoe vertaal je dan: ik ben gegaan (gaan = aller)
Slide 9 - Mind map
Passé composé bestaat uit:
1. een vorm van avoir(hebben) of être (zijn)
2. een voltooid deelwoord
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Wanneer moet je "avoir" als hulpwerkwoord gebruiken en wanneer "être"?
Slide 12 - Open question
Wat is het ook alweer het rijtje van être?
Slide 13 - Open question
Wanneer avoir of être?
Vertaal de zin naar het Nederlands. Gebruiken wij hebben of zijn?
Slide 14 - Slide
Maak de opdracht: 16c 1. Nathan _______ allé a Paris 2. Il _______ arrivé à 15 heures 3. Il _______ acheté un nouveau t-shirt 4. Il __________ mangé un croissant
Slide 15 - Open question
Alléén als je être gebruikt..
.. dan komen er extra letters achter het voltooid deelwoord
Zij is gegaan: elle est allée
Hij is gegaan: il est allé
Jean en Dominic zijn gegaan: Jean et Dominic sont allés
Marie en Juliette zijn gegaan: Marie et Julliettes sont allées
EV
MV
-
+s
+e
+es
Slide 16 - Slide
Welke zin klopt volgens de grammatica? (tomber = vallen)
A
Elle a tombée
B
Elle est tombé
C
Elle est tombée
D
Elle a tombé
Slide 17 - Quiz
Welke zin klopt volgens de grammatica? (chanter = zingen)
A
Ils ont chanté
B
Ils ont chantés
C
Ils sont chanté
D
Ils sont chantés
Slide 18 - Quiz
Welke zin klopt volgens de grammatica? (être = zijn)
A
elles ont été
B
elles sont été
C
elles sont étées
D
elles ont étées
Slide 19 - Quiz
1 uitzondering!!!
ik ben geweest = j'ai été --> niet je suis été
Slide 20 - Slide
Welke zin klopt volgens de grammatica? (rester = blijven)
A
nous sommes resté
B
nous sommes restés
C
nous avons resté
D
nous avons restés
Slide 21 - Quiz
Vervoeg het volgende ww in de passé composé elle - porter (porter = dragen)
Slide 22 - Open question
Vervoeg het volgende ww in de passé composé ils - arriver
Slide 23 - Open question
Vervoeg het volgende ww in de passé composé je - préparer (préparer = voorbereiden)
Slide 24 - Open question
Vervoeg het volgende ww in de passé composé Anna et Mike - trouver (trouver = vinden)
Slide 25 - Open question
Vervoeg het volgende ww in de passé composé Vous - utiliser (utiliser = gebruiken)
Slide 26 - Open question
Vervoeg het volgende ww in de passé composé: Elles - aller (aller = gaan)
Slide 27 - Open question
Waaruit bestaat de Passé Composé?
Slide 28 - Open question
Ik kan een opdracht over de passé composé voldoende maken zonder extra hulp.
JA
Nee
Slide 29 - Poll
In een schema
Slide 30 - Slide
Au travail! (choix)
Havo3 > p. 106 - 109
Gingen de opdrachten goed? > Exercices 16de + 17 OF 18
Vond je het nog lastig? > Exercices: 15acd + 16acd