3VWO Révision grammaire voor toets oktober 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

3VWO: révision grammaire

Het bestaat uit 5 onderdelen: 

- Bijvoeglijk naamwoord 

- Bezittelijk voornaamwoord

- Voorzetsels landen/personen

- Imparfait en Passé Composé

- Futur

1. Bijvoeglijk naamwoord 

Waar moet je op letten bij het bijvoeglijk naamwoord?

1. plek (voor/achter zelfst .nwrd)
2. vorm ( mannelijk /vrouwelijk/meervoud)
3. vorm en plek
4. op de juf???

Noem 5 bijvoeglijk naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen in het Frans.

vrouwelijke vorm van gros (dik) =

1. grose
2. gross
3. grossesse
4. grosse

Vrouwelijke vorm van vieux (oud)=

1. vieuxe
2. vieille
3. Madame Sertons
4. vieuse

ik heb bruin haar

1. j'ai les cheveux brun
2. j'ai les bruns cheveux
3. j'ai les cheveux bruns
4. j'ai les brun cheveux

De vorige week

1. la dernière semaine
2. la semaine dernière

2. Bezittelijk voornaamwoord

Hoe vertaal je mijn ?

1. mon
2. ma
3. mes
4. mon, ma, mes

Hoe vertaal je zijn/haar

1. son, sa, ses
2. ses
3. sa
4. son

Vertaal de woorden:
C'est (zijn) mère

Vertaal de woorden:
C'est (haar) père

3. Voorzetsels landen/personen

Welke voorzetsels gebruik je bij landen?

Je vais ...... Pays-Bas, ..... Bussum

1. en, en
2. au, à
3. aux, à
4. à, à

Je suis ...... France et je vais ..... Portugal

1. au, au
2. en, en,
3. à, au
4. en, au

Tu es ....... Pierre, après tu vas ...... bibliothèque

1. chez; à la
2. à; chez
3. chez; au
4. au; à la

4. Imparfait & passé composé

Wat zijn de uitgangen van de imparfait ?
(Denk aan Stromae....)

Hij praatte veel

1. Il parlait beaucoup
2. Il parlais beaucoup
3. il parlaient beaucoup
4. il parliez beaucoup

Vertaal:
Het was super

Ik ben geweest

1. je suis été
2. j' ai été

Ik ben gegaan

1. j´ ai allé
2. je suis allé(e)

Wij hebben bezocht

1. nous avons visité
2. nous allons visité
3. nous avez visité

5. Futur

 

Wat zijn de uitgangen van de Futur?
(tip: denk aan een werkwoord)

zij zal gaan

1. elle allera
2. elle alla
3. elle ira

zij zullen lopen

1. ils mangeront
2. ils mangerent

wij zullen zijn

1. nous sertons
2. nous êrons
3. nous seront
4. nous serons