Pijlen, bloed en pijn… Scherpe steken in haar zij, haar rug, haar borst… Zwarte mensen, grote dieren met zware puntige hoorns… Pijlen, bloed en pijn… Zwart… Met een gil werd Alja wakker. Met een ruk zat ze rechtop, haar bruine haar plakte in strengen tegen haar hoofd en hing
voor haar ogen. Met lange, diepe zuchten probeerde ze haar kalmte terug te krijgen. Rust, Alja, dacht ze bij zichzelf, luister naar het woud, rustig en kalm als een oude eik. Ze was vergeten waar ze was, en moest een paar keer met haar ogen knipperen voordat ze aan het zwakke licht gewend was en haar omgeving kon bestuderen. Om zich heen hoorde ze de diepe ademhaling van haar leeftijdsgenoten, die hun roes van de vorige nacht uitsliepen. Niemand was wakker geworden van haar schreeuw. Ze lagen zij aan zij, rug tegen rug op de zachte dierenhuiden op de grond. Boven hun hoofden kwamen zes houten palen bij elkaar waarover ook weer huiden
gespannen waren. Terwijl Alja zich voorzichtig tussen de slapende jagers, makers en vinders