Het was een zwoele avond en in het kamp heerste grote opwinding. Geruchten over vreemdelingen en gevaar gingen van mond tot mond. Kleine vuurtjes flakkerden overal vrolijk in de nacht, maar iedereen liep haastig naar het verblijf van de Oudste, waar een groter vuur brandde.
Alja keek zenuwachtig naar al die mensen voor wie ze straks haar verhaal moest doen. Meteen na haar ontmoeting bij de rivier had ze de Oudste opgezocht en hem alles verteld. Hij was ongerust geweest, want net als Alja had hij aan haar angstige visioen moeten denken. Ook anderen hadden die nacht vreselijke dingen gezien in hun dromen. De stamleden moesten bij elkaar komen, iedereen moest dit weten. De Oudste had Alja gevraagd om zelf haar verhaal te vertellen, ze was tenslotte de enige die de jongen had gezien. Steeds meer mensen verzamelden zich rond de vuurplaats en door de schaduwen die over hun gezichten dansten,