Spreekwoorden M4

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning
- Lezen
- Terugblik/herhaling en nakijken
- Spreekwoorden & gezegdes

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Vorige les
Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik

Vergelijking, metafoor, metonymia, personificatie

Slide 4 - Slide

Herhaling
Vergelijking = met of zonder als: object wordt met beeld vergeleken
Metafoor: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders (ook een soort vergelijking)
Metonymia =  een beeld, maar geen vergelijking (Apple, Coca-Cola)
Personificatie = menselijke eigenschappen bij dingen (eigenwijze computer)

Slide 5 - Slide

Nakijken
5.4
16 en 19





Slide 6 - Slide

Spreekwoorden

Slide 7 - Mind map

Welk spreekwoord zien we hier?
Wie doet dit ook wel eens?

Slide 8 - Slide

Spreekwoord
- Korte, krachtige uitspraak
- Wijsheid of waarheid
- Hele zin, altijd dezelfde woorden
- Veel spreekwoorden bevatten ook beeldspraak.

"Wie A zegt, moet ook B zeggen"; "Na regen komt Zonneschijn"

Slide 9 - Slide

Moet je een spreekwoord
letterlijk of figuurlijk nemen?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Welk spreekwoord bedenk je met dit plaatje?
Het is natuurlijk: 'Een speld in de hooiberg zoeken.'

Slide 11 - Slide

Opdracht:
Ga op zoek naar zoveel mogelijk spreekwoorden/gezegdes.

 (schrijf er zo veel mogelijk op)

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Welk spreekwoord bestaat niet?
A
Hoge bomen vangen veel wind
B
Door de bomen het bos niet zien
C
het blad valt niet ver van de boom
D
Achter de wolken schijnt de zon

Slide 13 - Quiz

Spreekwoorden
De hond in de pot vinden

Dit betekent niet echt, dat er een hond in de pot zit. Dit betekent, je bent te laat voor het eten en alles is op.

Slide 14 - Slide

Wat betekent: 'Ieder huisje heeft zijn kruisje.'
A
dat je als gezin elkaar begrijpt
B
iemand iets wijs maken
C
in ieder gezin of iedere familie is (ook) narigheid
D
het gedrag van kinderen lijkt vaak op die van de ouders

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: 'Alles loopt op rolletjes.'
A
je moet alles zelf oplossen
B
alles gaat vanzelf
C
het zit hem erg mee
D
alle dingen die kunnen veranderen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: 'Er zit een schroefje bij hem los.'
A
een slechte indruk maken
B
iemand iets wijs maken
C
weten waar je mee bezig bent
D
hij is niet helemaal goed wijs

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: 'Even stoom afblazen.'
A
iemand expres kwaad maken
B
het zit hem erg mee
C
goed opletten
D
even tot rust komen

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
https://extraned.nl/index.php/oefening-uitdrukkingen/ 

Slide 19 - Slide