Een zin kun je verdelen in zinsdelen.
Een zinsdeel bestaat uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.
Elk zinsdeel voegt een stukje informatie toe aan een zin.
Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in een zin, bijvoorbeeld die van onderwerp.
Onderstreep de persoonsvorm.
Zet de persoonsvorm tussen zinsdeelstrepen.
Zet steeds een of meer worden voor de persoonsvorm. Elk woord of elke woordgroep die je voor de persoonsvorm kunt zetten is een zinsdeel.
! Houd de zinsdelen altijd zo lang mogelijk.
! Delen van het werkwoordelijke gezegde vormen samen één zinsdeel.