Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Goeiemorgen N2H
Goedemorgen N2H
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we vandaag doen?
VOORBEREIDING VOOR DE TOETS
Slide 2 - Diapositive
Dat houdt in:
Lezen over tekstverbanden en signaalwoorden
Woordenschat over metaforen en personificaties
Grammatica over het naamwoordelijk gezegde
Grammatica over koppel- en hulpwerkwoorden
Formuleren over variatie in zinsopbouw
Spelling over de spelling van leenwoorden
Spelling over de spelling van Engelse werkwoorden
Slide 3 - Diapositive
Eerst de paragraaf lezen
Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
Ik kan concluderende, redegevende en oorzakelijke verbanden in een tekst herkennen
Slide 4 - Diapositive
timer
1:00
Welke tekstverbanden hebben we behandeld?
Slide 5 - Carte mentale
Wat zijn signaalwoorden?
timer
1:00
Slide 6 - Question ouverte
timer
1:00
Signaalwoorden bij een oorzakelijk verband?
Slide 7 - Carte mentale
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen? 1. De weg is spiegelglad. Daarom lopen de kinderen heel voorzichtig 2. De weg is spiegelglad. Daardoor gaan veel fietsers op de brug onderuit
timer
1:30
Slide 8 - Question ouverte
Wat is de betekenis van het woord: gefocust
timer
0:30
A
Aangeschoten
B
Enthousiast
C
Geconcentreerd
D
Goed in vorm
Slide 9 - Quiz
Nu de paragraaf woordenschat
Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen
Slide 10 - Diapositive
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen? 1. In de lente staan de koetjes en kalfjes in de wei te grazen 2. Ik vind het heerlijk om met Marieke over koetjes en kalfjes te praten
timer
1:30
Slide 11 - Question ouverte
Onze tuin snakt naar adem
Wat is dit?
timer
0:20
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Spreekwoord
Slide 12 - Quiz
Noteer de beeldspraak uit de volgende zin:
Als je moet wachten op de uitslag van een onderzoek, kruipt de tijd voorbij.
timer
1:30
Slide 13 - Question ouverte
Wat is de betekenis van: lucratieve
timer
0:20
A
Verhuizen
B
Belangstelling
C
Het winstgevend maken
D
Stelt voor
Slide 14 - Quiz
Metaforen komen vaak voor als spreekwoord
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Je moet een gegeven paard niet in bek kijken
timer
0:20
A
Metafoor
B
Spreekwoord
C
Personificatie
D
Vergelijking
Slide 16 - Quiz
Zullen we die olifant eens beklimmen?
timer
0:20
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Spreekwoord
Slide 17 - Quiz
Dan nu grammatica zinsdelen
Ik kan het (werkwoordelijk en naamwoordelijk deel van het) naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Slide 18 - Diapositive
Wat is het verschil tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde?
timer
0:20
Slide 19 - Question ouverte
Dat baby'tje is superschattig
timer
0:10
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 20 - Quiz
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de zin? Het baby'tje is superschattig.
timer
0:20
A
Het baby'tje
B
is
C
is [superschattig]
D
superschattig
Slide 21 - Quiz
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord
timer
0:10
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Sien wordt docent beeldende kunst.
ng of wg?
timer
0:20
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelik gezegde
Slide 23 - Quiz
Sien wordt docent beeldende kunst
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Sien
B
Wordt
C
Docent beeldende kunst
D
Wordt [docent beeldende kunst]
Slide 24 - Quiz
Elke zin bevat een ng. benoem het ng en zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken
1. Het openbaar vervoer is voor ouderen ideaal 2. Jouw zelfgemaakte citroentaart is heel lekker geworden 3. Met de patiënt schijnt volgens de cardioloog alles in orde
Slide 25 - Question ouverte
En we gaan door met grammatica woordsoorten
Ik kan het koppel- en hulpwerkwoord herkennen
Slide 26 - Diapositive
Wat zijn de koppelwerkwoorden
Slide 27 - Carte mentale
Wat is de functie van een hulpwerkwoord?
Slide 28 - Question ouverte
Kunnen een zww en een kww in dezelfde zin staan?
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Kunnen er meerdere hww in een zin staan?
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quiz
Helaas
de camera boven het stoplicht niet door
de automobilist
zww hww kww
werd
opgemerkt
Slide 31 - Question de remorquage
Van dit mooie weer
we vanzelf [vrolijk]
zww hww kww
zullen
geworden
zijn
Slide 32 - Question de remorquage
Maak een zin op deze volgorde: lw - bn - zn - hww - lw - bw - bn - zn - zww
Slide 33 - Question ouverte
Nog even formuleren
Ik kan mijn tekst aantrekkelijk maken door te variëren in zinsopbouw
Slide 34 - Diapositive
Waar staan de afkortingen OPA, APO, POA en PA voor?
Slide 35 - Question ouverte
Wat is de zinsopbouw?
Geef je dan op via de website!
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
Slide 36 - Quiz
Wat is de zinsopbouw?
In de herfstvakantie worden veel activiteiten voor jongeren georganiseerd?
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
Slide 37 - Quiz
Herschrijf de zin in OPA In de supermarkt worden de groente en fruit zorgvuldig bijgevuld.
Slide 38 - Question ouverte
Als laatste spelling (werkwoorden)
Ik kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen
Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen
Slide 39 - Diapositive
Wat zijn leenwoorden?
Slide 40 - Question ouverte
Noteer de juiste spelling: 1. Sommige presidenten staan bekend om hun legendari... ...outes 2. Op school hing een attra...tief affi...e voor de toneelvoorstelling 3. vind jij de v...rtuele wezen van deze animatielijn sympa...iek om te zien?
Slide 41 - Question ouverte
In welke tijd staat deze zin?
Jan ... (appen) zijn vriend dat hij niet komt
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
Slide 42 - Quiz
Wat is de correcte spelling?
Jan ... (appen) zijn vriend dat hij wat later komt
A
appen
B
appt
C
appte
D
apt
Slide 43 - Quiz
Infinitief: gamen
schrijf in de volgende vormen: pvtt-hij, pvvt-hij en volt.dw.
Slide 44 - Question ouverte
Doe hetzelfde voor de woorden: 1. saven 2. stalken 3. managen 4. racen 5. promoten