Introductie Deel 4 - Omgevingsonderwijs

• Aardrijkskunde
• HBO
• Studiejaar 1

Deel 4

Op Pad

Wat versta jij onder omgevingsonderwijs?

1. Inleiding van het omgevingsonderwijs

• Bij omgevingsonderwijs staat de eigen omgeving centraal als uitgangspunt.

• Eigenlijk voor alle vakken, maar in het bijzonder voor de zaak- en kunstvakken.

• Staat daarom dan ook in het teken van lesgeven over en in de omgeving van de leerling.

1. Inleiding van het omgevingsonderwijs

• Straks kun je uitleggen wat het belang van omgevingsonderwijs is. Je gaat hierin minimaal 2 verschillende theoretische bronnen in verwerken. 

• Omgevingsonderwijs en vakintegratie, dat is waar jullie over na gaan denken. Hierbij gebruik je 1 theoretische bron. 

• Je gaat kijken naar je omgeving en gaat specifieke kenmerken ontdekken en hoe ga je deze dan centraal stellen binnen je activiteiten? 

• Je gaat kijken vanuit 6 verschillende perspectieven / brillen en die laat je terug komen binnen je activiteiten. Welke vakken ga je integreren? 

Opdracht 1: Kijk om je heen en waar je nu staat maak je een foto.

Bekijk het vanuit de volgende vakken:

Beeldend, Drama, Muziek

AK, GS en NT

Vanuit alle 6 de vakken een antwoord geven op wat je om je heen ziet. Upload als eerst een foto van waar je nu staat. Kies een goed perspectief. 

De 6 brillen / perspectieven

a. Natuur en techniek

Hoe betrek je de natuurlijke/technische context van de omgeving van de school (of huis) in je omgevingsonderwijs?

b. Aardrijkskunde

Hoe betrek je de aardrijkskundige/geografische context van de omgeving van de school (of huis) in je omgevingsonderwijs?

c. Geschiedenis

Hoe betrek je de historische context van de omgeving van de school (of huis) in je omgevingsonderwijs?

d. Muziek

Hoe betrek je de context van de omgeving van de school (of huis) voor het vakgebied muziek in je omgevingsonderwijs?

e. Drama

Hoe betrek je de context van de omgeving van de school (of huis) voor het vakgebied drama in je omgevingsonderwijs?

f. Beeldend

Hoe betrek je de context van de omgeving van de school (of huis) voor het vakgebied beeldend in je omgevingsonderwijs?

2. Het ontwerp / beschrijving omgevingsonderwijs

• Je gaat gebruik maken van het volgende lesvoorbereidingsformulier: www.pabohr.nl/lesvoorbereiding en integreert daar de      vakken in. Dus geen losse lesvoorbereidingen per vak. 

• Je gaat voor elk van de zes vakken (geschiedenis, aardrijkskunde, N&T, muziek, drama en beeldend) minimaal één lesdoel in      het je ontwerp voor het omgevingsonderwijs maken.

• Je ontwerpt op basis van de zes brillen/ vakken/ perspectieven, maar voert er vier van de zes uit in de praktijk: twee kunst- en   twee wereldvakken.

• Je krijgt vanuit de Pabo verschillende lessen aangeboden en per bril worden er verschillende mogelijkheden aangereikt. 

Toetsvorm

Je maakt (in tweetallen* of individueel) een handleiding voor een dagdeel omgevingsonderwijs voor de omgeving van je stageklas, voert deze uit** en evalueert. Als hulpmiddel hierbij kun je de ‘Opdrachtbeschrijving omgevingsonderwijs’ gebruiken.

* Als gekozen wordt om in tweetallen te werken, levert iedere student het eindproduct via Cumlaude in en vermeldt op het voorblad met wie (naam, studentnummer) er is samengewerkt.

** afhankelijk van de gekozen samenwerkingsvorm en de mogelijkheden van de stageschool, bepaalt de student of hij zijn ontwerp:

- uitvoert in zijn eigen stageklas;

- uitvoert in de stageklas van de peer-student;

- uitvoert in de stageklas van de peer-student en zijn eigen stageklas.

Opdracht 2: Kijk naar de omgeving en kies een voorwerp uit en koppel daar een taal- of rekenactiviteit aan.

3. Uitvoering

• Je hebt op basis van de zes brillen/ vakken/ perspectieven omgevingsonderwijs ontworpen, maar voert er vier van de zes uit in de praktijk: twee kunst- en twee wereldvakken. Hiervoor staat een dagdeel als richtlijn.
• Afhankelijk van de gekozen samenwerkingsvorm en de mogelijkheden van de stageschool, bepaalt de student of hij zijn ontwerp:

Opdracht 3: Kies één wereldvak en één kunstvak en bedenk 1 activiteit n.a.v. de omgeving waarin beide terugkomen.

4. Reflectie

Indien het ontwerp in tweetallen is uitgevoerd, worden vraag C en D individueel beschreven.

A. Selecteer twee aspecten uit de literatuur die van belang zijn bij het ontwerpen, uitvoeren en/of evalueren van omgevingsonderwijs. (+ bronvermelding);

B. Beargumenteer waarom jouw ontwerp hier wel of niet aan voldoet;

C. Geef een verklaring voor de argumentatie bij B:

- Welke acties van jou zorgden ervoor dat het ontwerp (+uitvoering / evaluatie) wel voldeed aan de geselecteerde aspecten bij A? Over welke bekwaamheid gaat dit?

- Welke acties van jou ontbraken als het ontwerp (+uitvoering / evaluatie) niet voldeed aan de geselecteerde aspecten bij A? Over welke bekwaamheid gaat dit?

D. Welke vorm van vakintegratie heb je toegepast? Beargumenteer met behulp van literatuur waarom.

E. Op welk onderdeel van het ontwerp/ moment in de uitvoering/ etc.. ben je het meest trots?

Deze twee gaan nog even verder op pad in de omgeving!

Zijn er nog vragen?