Betoog schrijven deel 2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

In deze les gaan we kijken naar:

- voornaamwoorden

- voorzetsels en voegwoorden

-schrijfplan betoog

Voornaamwoorden

- persoonlijk

- bezittelijk

- aanwijzend

- vragend

Persoonlijk	Bezittelijk
We moeten het verslag vandaag inleveren, maar ik heb het nog niet af.	Lianne heeft haar gereedschap in jouw bus laten liggen.

Me moeder zei altijd....

Mijn moeder zei altijd....

Bezittelijk

Persoonlijk

ik

me

zij

hun

jou

mijn

jouw

onze

uw

jullie

Aanwijzende voornaamwoorden

Deze woorden verwijzen naar iets: deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijke, dezelfde

de-woorden: die, deze; de jongen, die jongen, deze jongen

het- woorden: dat, dit; het meisje, dat meisje, dit meisje

meervoud: deze/die 

Vul het juiste voornaamwoord in

Want vindt je leraar van
...
antwoord?

1. dit
2. deze
3. dat
4. die

...iPod is niet van Mathilde.

1. dit
2. deze
3. dat
4. die

Na ...
vreselijke bericht was hij minutenlang stil.

1. dit
2. deze
3. zulke
4. dezelfde

Voegwoorden

Een voegwoord verbindt twee zinnen met elkaar. Meestal staat het voegwoord tussen twee zinnen, maar de zin kan ook met een voegwoord beginnen. 

Voorzetsels

Vast voorzetsel

Ik ben benieuwd ... de cijfers.

1. op
2. naar
3. met
4. aan

Ik moest hem herinneren ... de afspraak.

1. bij
2. op
3. aan
4. van

Hij zit helemaal in de knoop ... zichzelf.

1. tegen
2. van
3. op
4. met

Schrijfplan betoog

1. Argument: Griekenland moet uit de Europese Gemeenschap gezet worden, want ze zijn niet van plan om te bezuinigen.

2. Subargument: zie bovenstaande zin, aanvullen met:
Dat heeft de Griekse premier namelijk zelf in een interview gezegd.

3.Zie bovenstaande zin, aanvullen met:

Bovendien hebben ze sowieso niet genoeg geld om al hun schulden terug te betalen. De totale schuld van Griekenland is namelijk drie keer zo veel als het bruto nationaal product.

Opdracht

Teams, opdrachten betoog schrijven deel 2