Impro #3

beamer

seth stefan eline lois atsupi jente rutger corné 

X maurits tijmen max marijn vera rachel grace stijn tomas

X bernoud levi rens louise eva noa laura flore tara joel job
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

beamer

seth stefan eline lois atsupi jente rutger corné 

X maurits tijmen max marijn vera rachel grace stijn tomas

X bernoud levi rens louise eva noa laura flore tara joel job

Slide 1 - Diapositive

beamer


hannah   lisa   sanne   ilse   ellemae   jonna   renske   tine

nuna   isa   leah   rebecca   elise   marije   mirthe   vera   zara isa   lois 

 x   x   x   x   x  pieter   ezra   simen   anna   milan   madylène   hosannah-jean

Slide 2 - Diapositive


beamer


 anna m  anna r  nieke  ellemieke  alexander  daan  floryan  thobian 

X  jeroen  daniel  nathan  mart  ezra  bente  anne-maartje  jonne  elena 

X  carmen  rhodé   rosalie  floortje  loes  marlou  jet  zara  naomi  anniek  X

Slide 3 - Diapositive

VORIGE WEEK
DEFINIËREN (miniscène)
BLOKKEREN/ACCEPTEREN
IK MOET JE IETS VERTELLEN...

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
Ik kan uitleggen waarom handeling in een (impro)scène belangrijk is.
Ik kan uitleggen wat de begrippen motief en weerstand inhouden.

Daarnaast kan ik van een gewone handeling interessant spelmateriaal maken aan de hand van de weerstand van mijn tegenspeler.

Ik kan een scène bedenken en spelen die begint met handeling, waarin de wie-wat-waar gedefiniëerd wordt en waarin er een conflict met de ruimte plaatsvindt. 

Slide 5 - Diapositive

DEFINIËREN
WIE ('Hey mam!')
WAT ('Tessa, nu ben ik het zat! Ga je maar melden.')
WAAR ('Iewl, allemaal zand op m'n handdoek!') 
of door een handeling (zoals roeren in een pan)

Slide 6 - Diapositive

Handeling
Waarom? 
Handeling maakt geloofwaardig, geeft houvast en zorgt voor input bij je spel.

Slide 7 - Diapositive

Motief = conflict
Vanuit de 'waarom' kan er een conflict ontstaan. 
  • Je bent televisie aan het kijken, want jouw favoriete     voetbalteam speelt vanavond.
  • Je bent aan het stofzuigen, want er komt straks belangrijke visite. 
  • Je bent aan het gamen en je bent bijna aan het winnen dus  je kunt nu echt niet stoppen.

Slide 8 - Diapositive

Weerstand
Als iemand dan ineens de tv uitzet, met modderschoenen over de vloer loopt of zegt dat je moet stoppen met gamen, dan heb je een conflict.

Zonder weerstand geen conflict en dus geen verhaal!

Slide 9 - Diapositive

WIE-WAT-WAAR-CIRKEL
Begin allebei met een handeling.
Straks probeer je zo snel mogelijk te definiëren wie jullie zijn, wat er aan de hand is en waar jullie zijn in een mini-scène. 
Het conflict moet ontstaan vanuit één van de handelingen en moet ook opgelost worden.

Slide 10 - Diapositive

Conflict met de ruimte
We hebben nu gezien hoe handeling conflict kan veroorzaken. 
Conflict kan ook veroorzaakt worden door de WAAR.

Slide 11 - Diapositive

Conflict met de ruimte

Ik kan een scène bedenken en spelen die begint met handeling, waarin de wie-wat-waar gedefiniëerd wordt.  
en waarin er een conflict met de ruimte plaatsvindt. 

Slide 12 - Diapositive

Conflict met de ruimte
Voor een cijfer: bedenk met je groepje een scène met een gegeven wat en waar. De wie moet je dus nog zelf bedenken. De scène begint met handeling.

De wie, wat en waar moeten nog gedefiniëerd worden 
door tekst of handeling. 
Het conflict moet ook worden opgelost en de scène logisch afgerond. 

Voordeel: je kunt de scène nu helemaal voorbereiden i.p.v.  improviseren!

Slide 13 - Diapositive

Conflict met de ruimte
Volgende week presenteer je de scène, je krijgt dan nog wel even oefentijd.
Duur: tussen de 1 en 2 minuten.
timer
7:00

Slide 14 - Diapositive

Handeling met weerstand
Maak duo's. Laat één iemand spelen en benoemen, de ander is de weerstand. Kies een handeling met meerdere stappen, zoals thee zetten.   A start en benoemt alles wat hij wil gaan doen: ‘ik wil… het kastje opendoen.’ B geeft weerstand door te zeggen: ‘Maar het kastje klemt’.
A speelt dat het kastje klemt, krijgt het kastje open en speelt en benoemt verder. B geeft weerstand, enz.

Slide 15 - Diapositive

Lesdoelencheck
Ik kan uitleggen waarom handeling in een (impro)scène belangrijk is en kan vanuit een handeling de wie-wat-waar definiëren. 

Daarnaast kan ik een gewone handeling uitvergroten tot interessant spelmateriaal. 

Ik kan een scène bedenken en spelen die begint met handeling, waarin de wie-wat-waar gedefiniëerd wordt en waarin er een conflict met de ruimte plaatsvindt. 

Slide 16 - Diapositive