Paragraaf 2.1

GROEPSVORMING
Paragraaf 2.1
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

GROEPSVORMING
Paragraaf 2.1

Slide 1 - Diapositive

Na deze les weet je ...
  • ... wat het hoofdconcept binding inhoudt.
  • ... welke verschillende typen bindingen mensen kunnen hebben.
  • ... wat het kernconcept groepsvorming inhoudt.
  • ... hoe het proces van in- en uitsluiting werkt.
  • ... wat sociale controle inhoudt.
  • ... wat het verschil tussen stereotypen en vooroordelen zijn.

Slide 2 - Diapositive

BINDING
Binding verwijst naar de relaties en onderlinge afhankelijkheden:
  • Tussen mensen in een gezin of familie;
  • Tussen leden van een groep;
  • In de maatschappij;
  • Op het niveau van de staat.

Bijvoorbeeld: Nederland voelen zich verbonden doordat we allemaal Nederlands spreken en dezelfde cultuur hebben.

Slide 3 - Diapositive

Met wie voel jij je verbonden?

Slide 4 - Carte mentale

TYPEN BINDINGEN
Mensen zijn afhankelijk van elkaar en daarom aan elkaar verbonden. Er zijn vier typen bindingen:
  1. Affectieve bindingen
  2. Cognitieve bindingen
  3. Economische bindingen
  4. Politieke bindingen

Slide 5 - Diapositive

Affectieve binding
Emotionele binding. Affectieve bindingen verwijzen naar gevoelens om ergens bij te horen.

Slide 6 - Diapositive

Met wie heb jij een affectieve binding?

Slide 7 - Carte mentale

Cognitieve binding
Bindingen en afhankelijkheden die te maken hebben met de overdracht en verwerving van kennis.  
 

Slide 8 - Diapositive

Met wie zou jij een cognitieve binding kunnen hebben?

Slide 9 - Carte mentale

Economische binding
Binding die te maken heeft met werk, geld en met goederen die nodig zijn voor het bestaan.

Slide 10 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een economische binding

Slide 11 - Question ouverte

Politieke binding
Bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs en zorg.

Dit zijn zaken die door de overheid geregeld worden op basis van de wet.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

GROEPSVORMING
Bindingen die tussen meer dan twee mensen tot stand komen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.


Slide 14 - Diapositive

VORMEN VAN EEN GROEP
Bij groepsvorming bestaat een groep nog niet, deze wordt gevormd.

Bindingen kunnen leiden tot groepsvorming, bijvoorbeeld als:
  • Ze iets met elkaar delen (zoals: hobby of interesse)
  • Ze dezelfde waarden hebben (zoals: geloof)
  • Ze dezelfde belangen hebben (zoals: werknemers)
  • Ze gelijke ervaringen hebben (zoals: soldaten)

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Sociale controle
Wanneer mensen anderen ertoe of dwingen om zich te houden aan de normen van de groep.

Slide 18 - Diapositive

Informele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep.

Slide 19 - Diapositive

Formele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer mensen vanuit hun beroep of functie anderen op de regels wijzen.

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
Maken opgave 6 en 8 (blz 34 en 36)


Slide 21 - Diapositive