Songfestival

Concours de la chanson
Le Français et la France à l'Eurovision
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransEnseignement Secondairel'âge 13

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Concours de la chanson
Le Français et la France à l'Eurovision

Slide 1 - Diapositive

Les buts
- Ik kan een tekst begrijpen over het songfestival


Slide 2 - Diapositive

1.  remue-meninge
Waar denk je aan bij het songfestival?
Wat weet je al?

Slide 3 - Diapositive

Songfestival

Slide 4 - Carte mentale

Waar wordt het songfestival dit jaar gehouden?
A
Finlande
B
France
C
Suède
D
Allemagne

Slide 5 - Quiz

Hoeveel (deels) Franstalige nummer doen mee dit jaar?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Welke landen zijn dit?

Slide 7 - Question ouverte

Welke artiest doet mee voor FrankrijK?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

2. Lire
1. Lees de tekst in duo's
2. markeer de belangrijkste informatie
3. Vat dat samen in ong. 4 zinnen vul deze in op lessonup
4. daarna gaan we gedetailleerde vragen beantwoorden

Slide 9 - Diapositive

Wat is de belangrijkste informatie uit jouw stukje?

Slide 10 - Question ouverte

Hoeveel landen deden in 1956 mee?
A
10
B
6
C
4
D
7

Slide 11 - Quiz

Hoeveel landen doen nu mee?
A
Een veertigtal landen
B
meer dan 50 landen
C
Minder dan 30 landen
D
Een dertigtal landen

Slide 12 - Quiz

Wat kan absoluut niet bij het stemmen?
+ eerste twee woorden van de zin

Slide 13 - Question ouverte

Welk land heeft het vaakst gewonnen?
A
IJsland
B
Zweden
C
Frankrijk
D
Ierland

Slide 14 - Quiz

3. Chanson
We gaan luisteren naar de inzending van Frankrijk en Luxemburg
Daarbij worden een paar vragen gesteld

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Wat vind je ervan?
Heel erg leuk
Best oke
Niet helemaal mijn ding
Vreselijk!

Slide 17 - Sondage

Slide 18 - Vidéo

Wat vind je ervan?
Heel erg leuk
Best oke
Niet helemaal mijn ding
Vreselijk

Slide 19 - Sondage

Het aanwijzend voornaawoord
timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 21 - Quiz

Een aanwijzend voornaamwoord is..:
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 22 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille (v)
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 23 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ manteau (m)
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 24 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur (m)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 25 - Quiz

Het aanwijzend voornaamwoord

__ critiques (v)
A
ce critiques
B
cet critiques
C
cette critiques
D
ces critiques

Slide 26 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 27 - Quiz

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
homme (m)
timer
0:30

Slide 28 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hommes
timer
0:30

Slide 29 - Question ouverte

Ik heb het leerdoel behaald
Ja
nee

Slide 30 - Sondage