H2BD herhaling leerstof toets gram en spelling H345

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Jara /laat/ de hond /uit.


Wat is het onderwerp? Jara

Jara doet iets-> ze laat de hond uit


Als het ONDERWERP de handeling verricht van het WG noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.

Slide 3 - Diapositive

De hond/ wordt/ door Jara/ uitgelaten.

Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).

Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 4 - Diapositive

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend/passief
B
bedrijvend/actief

Slide 5 - Quiz

Het jurkje wordt door Simone gekocht.
A
Bedrijvend/actief
B
Lijdend/passief

Slide 6 - Quiz

Het dressuuronderdeel wordt door Inez goed uitgevoerd.
A
bedrijvend/actief
B
lijdend/passief

Slide 7 - Quiz

Maak deze passieve zin actief:

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Volgens mij zal die docent mij niet serieus nemen.
B
Volgens mij nam die docent mij niet serieus.
C
Volgens mij is die docent niet serieus tegen mij.
D
Volgens mij neemt die docent mij niet serieus

Slide 8 - Quiz

Maak deze actieve zin passief:

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
Mijn oom prijst mijn moeder uitbundig.
B
Mijn oom wordt uitbundig door mijn moeder geprezen.
C
Mijn oom zal uitbundig geprezen worden door mijn moeder
D
Mijn oom werd uitbundig geprezen door mijn moeder

Slide 9 - Quiz

Hebben jullie al plannen gemaakt voor de kerstvakantie?
A
Hebben= hww
B
Hebben= zww
C
Hebben= kww

Slide 10 - Quiz

De buren zie ik alweer een dakdrager op hun auto monteren.
A
Monteren= hww
B
Monteren= zww
C
Monteren= kww

Slide 11 - Quiz

Binnenkort zullen we de verschillende aanbiedingen gaan bestuderen.
A
Gaan= hww
B
Gaan= zww
C
Gaan= kww

Slide 12 - Quiz

Het heuvellandschap schijnt daar erg indrukwekkend te zijn.
A
Schijnt= hww
B
Schijnt = zww
C
Schijnt = kww

Slide 13 - Quiz

Het heuvellandschap schijnt daar erg indrukwekkend te zijn.
A
Zijn = hww
B
Zijn= zww
C
Zijn= kww

Slide 14 - Quiz

Bijwoord
geeft een plaats aan:  hier, daar, rechts, nergens
geeft een tijd aan: nu, soms, vanavond
overige woorden: ook, graag, niet, misschien
vraagwoorden: waar, wanneer, waarom... 

Slide 15 - Diapositive

Bijwoord

Zegt iets over een ander woord dan het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld een:


- Werkwoord

- Ander bijwoord

- Bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Diapositive

Voorbeelden

- Zij is een heel  aardige vrouw.

- Zij woont in het huis hiernaast.

- Zij zaten allemaal buiten.

- Misschien doe ik het.

Slide 17 - Diapositive

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Het HELE groene bankje staat op het gras.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 19 - Quiz

VANAVOND ga ik naar de film.
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
bijv. nw
D
zelfst. nw

Slide 20 - Quiz

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

In de zin 'De trein rijdt SNEL:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 24 - Quiz

Waarom heb jij dat gedaan?

'Waarom' is een ....
A
vragend voornaamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
werkwoord

Slide 25 - Quiz