LessonUp Les 63

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Nederlands

LessonUp Les 63

1. Bijvoeglijk naamwoord -e of -en?
2. Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Leerdoel 1

Bijvoeglijk naamwoord -e of -en?

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord krijgt een 'e' achter de stam: 

de harde wind

Maar als het iets zegt over waar het van gemaakt is, dan schrijf je een 'en' achter de stam:

de houten tafel

1. Als het warm is, draag ik meestal een ... T-shirt.

1. katoene
2. katoenen

2. Dat ... armbandje staat jou goed.

1. zilvere
2. zilveren

3. Mijn oma heeft nog een grote ... vaas staan.

1. antieke
2. antieken

4. Wij kiezen dit jaar voor een ... vakantie.

1. goedkope
2. goedkopen

5. Je kunt niet altijd voor de ... oplossing kiezen

1. beste
2. besten

6. Wij hebben onze ... buren uitgenodigd voor dat feest.

1. aardige
2. aardigen

7. In de winter draag ik meestal een ... sjaal.

1. wolle
2. wollen

8. Die ... stropdas staat je goed.

1. zijde
2. zijden

9. Zo'n ... deur is best gevaarlijk.

1. glaze
2. glazen

10. Een grote ... doos kan ik daarvoor goed gebruiken.

1. kartonne
2. kartonnen

11. Dat oude ... kastje is volgens mij veel geld waard.

1. houte
2. houten

12. Wij hebben ook nog een paar ... schilderijen.

1. oude
2. ouden

13. Dat ... hek roest niet.

1. stale
2. stalen

14. Het ... hek past goed bij de kleuren van de tuin.

1. groene
2. groenen

15. Wil je het ... buisje vervangen?

1. aluminiume
2. aluminiummen
3. aluminium

16. Ik heb een paar ... collega's.

1. leuke
2. leuken

17. Je moet dat ... beeld een keer poetsen.

1. bronze
2. bronzen

18. Ik draag niet graag een ... T-shirt.

1. nylonne
2. nylonnen
3. nylon

19. Die ... ramen zien er zo verwaarloosd uit.

1. vuile
2. vuilen

20. Dat ... tafeltje past daar precies.

1. vierkante
2. vierkanten

Wanneer gebruik je -en bij het bijvoeglijk naamwoord?

Leerdoel 2

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Voltooid deelwoord als BN

Als je een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, dan schrijf je het woord zo kort mogelijk:

de verbrande kerstboom

Verwar dit niet met de PV in de verleden tijd!

Ik verbrandde de kerstboom.

1. Die ... spaken moesten toch worden vervangen.

1. verroeste
2. verroestte

2. Waarmee ... hij zijn fiets vroeger?

1. verlichte
2. verlichtte

3. De ... winkeldief werd toch nog gepakt.

1. gevluchte
2. gevluchtte

4. De ... muur ziet er veel beter uit.

1. gewitte
2. gewitten

5. De meubelmaker ... de bank opnieuw.

1. beklede
2. bekleedde

6. De ... bank zag er als nieuw uit.

1. beklede
2. bekleedde

7. Waarom ... hij die bomen naar een andere hoek van zijn tuin?

1. verplante
2. verplantte

8. De ... bomen hielden daar te veel zon tegen.

1. verplante
2. verplantte

9. De sollicitant ... die nieuwe baan.

1. aanvaarde
2. aanvaardde

10. De ... baan bleek hem later heel goed te bevallen.

1. aanvaarde
2. aanvaardde

11. De manager ... zich op de ontstane situatie.

1. berade
2. beraadde

12. De te zwaar ... auto werd aangehouden.

1. belaste
2. belastte

13. De aannemer ... het bospad opnieuw.

1. verharde
2. verhardde

14. Het ... bospad was goed begaanbaar.

1. verharde
2. verhardde

15. Mijn baas ... alle door mij gemaakte onkosten.

1. vergoede
2. vergoedde

Als je een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, dan schrijf je hem ... (vul aan)

Leerdoel 3

Bijvoeglijk naamwoord -> bij 'een' geen 'e' achter de stam:

het hoge huis - een hoog huis

het scherpe mes - een scherp mes

het mooie meisje - een mooi meisje

Bijvoeglijk naamwoord zonder 'e'

Bijvoeglijk naamwoord -> bij 'een' geen 'e' achter de stam:

het hoge huis - een hoog huis

het scherpe mes - een scherp mes

het mooie meisje - een mooi meisje

1. Dit is een ... plaatje.

1. mooi
2. mooie

2. Dit is een ... foto.

1. mooi
2. mooie

3. foto heeft als lidwoord ...

1. de
2. het

4. Ik kies dit keer voor een ... boek

1. dik
2. dikke

Wij hebben een ... schoorsteen.

1. verstopt
2. verstopte

Klaar!