Duurzaamheidsproject chocolade - klas 2

1 / 91
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudielessenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 91 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 315 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens dit project gelden de reguliere school-afspraken 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

In de 1e heb je het project 'Global Exploration' gedaan. Welke SDG's ken je nog?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

SDG's (samen lezen of individueel)
De SDG’s (Sustainable Development Goals of Duurzame Ontwikkelingsdoelen) zijn zeventien doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030. De SDG’s zijn afgesproken door de landen die zijn aangesloten bij de Verenigde Naties (VN), waaronder Nederland. De doelen kwamen er op basis van wereldwijde inbreng van organisaties en individuen.

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen startten in 2015 en lopen nog tot 2030. Ze zijn een mondiaal kompas voor uitdagingen als armoede, onderwijs en de klimaatcrisis. Het zijn de opvolgers van de Millenniumdoelen, die liepen van 2000 tot 2015.

Slide 17 - Tekstslide

SDG's 
Waar komen ze vandaan?
De landen van de Verenigde Naties (VN) spraken in 2000 voor het eerst ontwikkelingsdoelen af voor de hele wereld. Dat waren de acht Millenniumdoelen, die liepen tot 2015. Het rapport van die 'MDG's' was overwegend positief. Het doel om het aantal mensen dat in extreme armoede leeft te halveren, is bijvoorbeeld gehaald. Andere doelen, zoals het verminderen van moeder- en kindersterfte, waren niet zo succesvol.

Tijdens RIO+20, de VN-top voor duurzame ontwikkeling in 2012, werd voor het eerst gesproken over 'Duurzame Ontwikkelingsdoelen', de opvolgers van de Millenniumdoelen. Op hetzelfde moment werd ook in Nederland meegedacht door bestuurders, burgers en ondernemers tijdens de bijeenkomst Rio aan de Maas.

Slide 18 - Tekstslide

SDG's 
De SDG’s zijn nog veel ambitieuzer dan de acht Millenniumdoelen. De nieuwe ontwikkelingsagenda geldt voor alle landen. Het gaat niet langer alleen over hulp van rijke landen aan arme landen. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen hebben grotere aandacht voor vrede en veiligheid, economische ontwikkeling en milieuthema's. 

Ze gaan ook verder dan de Millenniumdoelen met het volledig uitroeien van armoede en honger. Het idee achter de SDG's is dat niemand achterblijft en dat iedereen in staat moet zijn te bouwen aan een betere toekomst.



Slide 19 - Tekstslide

SDG's 
Bovendien zijn de SDG’s niet uitsluitend binnen de muren van de VN bedacht. Iedereen mocht erover meepraten. Via de online enquête MyWorld konden burgers stemmen op thema's die zij belangrijk vonden, iets wat ten tijde van de Millenniumdoelen in het jaar 2000 technisch nog niet mogelijk was. Een VN-werkgroep van zeventig landen stelde uiteindelijk de lijst op met de zeventien doelen waar de 193 lidstaten daarna over onderhandelden.



Slide 20 - Tekstslide

SDG's 
Hebben de doelen betrekking op mij?


De SDG’s hebben betrekking op alle landen in de wereld. Natuurlijk zijn de noden in Nederland anders dan in sommige andere landen, maar ook hier is nog veel werk aan de winkel. Denk maar eens aan de klimaatcrisis, de dalende biodiversiteit en genderongelijkheid.
Bovendien hebben onze acties hier ook gevolgen buiten de grenzen. Kleding die jij hier koopt, komt vaak uit landen als Bangladesh of Ethiopië. Of denk aan de uitlaatgassen die onze auto's produceren. Die dragen bij aan klimaatopwarming en leiden tot droogte of meer neerslag in andere landen. Door jouw keuzes en acties kun je dus wel degelijk bijdragen aan het behalen van de SDG’s, hier en in het buitenland.



Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Hoeveel SDG – doelen zijn er?
A
15
B
16
C
17
D
18

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer moeten de doelen zijn behaald?
A
2025
B
2030
C
2035
D
2040

Slide 25 - Quizvraag

Waarvoor staat de afkorting SDG?
(in het Engels)

Slide 26 - Open vraag

Is het de bedoeling dat wij, als burgers in Nederland, ook bijdragen om de doelen te behalen?
JA
NEE

Slide 27 - Poll

Discussie
Bijdragen aan een betere wereld, wat kun je zélf doen? Je hoort veel over ‘kansen’ in onze maatschappij, om een duurzame toekomst tegemoet te gaan. In onderstaande 'praatplaat' staan de 17 Duurzame Ontwikkeldoelen (SDG’s) centraal. Op basis van thema’s heb ik ingevuld wat IK doe om impact te maken, ter inspiratie. Ga in overleg met de klas en bespreek en noteer per thema wat jullie doen om impact te maken.



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Cacao

Cacao is dus de belangrijkste grondstof van chocolade en dit zijn de zaden uit de vrucht van de cacaoboom. De cacaoboom is een tropische boom. Hij groeit alleen in landen rond de evenaar, waar het warm en vochtig genoeg is. De meeste cacaobonen komen uit West-Afrika. In Ghana en Ivoorkust zijn er wel 2,5 miljoen boerderijen waar cacao wordt verbouwd!

Slide 34 - Tekstslide

Cacao
Cacaobomen houden van warmte en vocht. Ze groeien het best in de schaduw van andere bomen, zoals mangobomen en bananenbomen. Zo kan de grond rond de cacaoboom niet uitdrogen door de zon. Een cacaoboom moet 3-4 jaar groeien. Dan komen de eerste roze en witte bloemetjes. Als de bloemetjes uitgebloeid zijn worden het cacaovruchten. Een cacaoboom kan wel 15 meter hoog worden! Dat is niet handig met het plukken van de cacaovruchten. 
Daarom worden cacaobomen gesnoeid. Dan worden ze maar 4 meter hoog en kan de boer er beter bij.

Slide 35 - Tekstslide

Cacao
Een cacaovrucht moet 5 tot 6 maanden groeien. De vruchten zijn eerst groen. Als
ze rijp zijn worden ze geel of rood. Dan is het tijd om ze te oogsten. De belangrijkste oogst is die van september tot maart, dit is de hoofdoogst. De vorm van een rijpe cacaovrucht lijkt een beetje op een rugbybal. Elke cacaoboom geeft zo’n 20 tot 30 vruchten per jaar. Het is belangrijk dat je precies op tijd oogst, anders is de kwaliteit niet goed.

Slide 36 - Tekstslide

Cacao
Cacaobomen houden van warmte en vocht. Ze groeien het best in de schaduw van andere bomen, zoals mangobomen en bananenbomen. Zo kan de grond rond de cacaoboom niet uitdrogen door de zon. Een cacaoboom moet 3-4 jaar groeien. Dan komen de eerste roze en witte bloemetjes. Als de bloemetjes uitgebloeid zijn worden het cacaovruchten. Een cacaoboom kan wel 15 meter hoog worden! Dat is niet handig met het plukken van de cacaovruchten. Daarom worden cacaobomen gesnoeid. Dan worden ze maar 4 meter hoog en kan de boer er beter bij.

Slide 37 - Tekstslide

Cacao

De cacaoboer snijdt de vruchten uit de boom. Daarna worden de vruchten opengehakt met een groot mes. Dat is zwaar en gevaarlijk werk. In de vrucht zitten ongeveer 40 witte zaden. Dit zijn de cacaobonen verpakt in vruchtvlees. Het vruchtvlees van de cacaoboon is zacht.
Het smaakt een beetje zoetzuur. Het lijkt nog helemaal niet op cacao.


Slide 38 - Tekstslide

Cacao

De bonen met het vruchtvlees worden ingepakt in bananenbladeren. Onder de bladeren wordt het heel warm. Wel 50 graden! Door de warmte rot het vruchtvlees weg. Dit heet met een moeilijk woord: fermenteren. Het fermenteren duurt ongeveer 7 dagen. Tijdens dit proces krijgen de cacaobonen de typische cacao geur, kleur en smaak.

Slide 39 - Tekstslide

Cacao
Na het fermenteren worden de bonen in de zon gelegd om te drogen. Het drogen van
de bonen duurt ongeveer 7 dagen. Deze stap is ook heel belangrijk. Als de bonen niet
goed droog zijn, kan de cacaoboer ze niet verkopen. Als laatste worden de bonen gezeefd, zodat er geen steentjes en zand meer tussen zitten. Dan kunnen de bonen in de zak en zijn ze klaar om verkocht te worden.


Slide 40 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

1. Cacao is de belangrijkste grondstof van chocolade
A
Goed
B
Fout

Slide 41 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

2. Cacao groeit aan een boom
A
Goed
B
Fout

Slide 42 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

3. De cacaoboom groeit niet alleen aan de evenaar
A
Goed
B
Fout

Slide 43 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

4. Cacao groeit het best in warmte en droogte
A
Goed
B
Fout

Slide 44 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

5. Een cacaoboom heeft ruimte en zon nodig
A
Goed
B
Fout

Slide 45 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

6. Een cacaoboom heeft na 2-3 jaar zijn eerste bloemen
A
Goed
B
Fout

Slide 46 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

7. De bomen worden 15 meter hoog
A
Goed
B
Fout

Slide 47 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

8. Om het oogsten te vergemakkelijken snoeien de boeren de bomen
A
Goed
B
Fout

Slide 48 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

9. Een vrucht groeit 9 maanden
A
Fout
B
Goed

Slide 49 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

10. De vrucht ziet eruit als een voetbal
A
Goed
B
Fout

Slide 50 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

11. In een vrucht zitten 25 zaden
A
Goed
B
Fout

Slide 51 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

12. Fermenteren is het wegrotten van vruchtvlees
A
Goed
B
Fout

Slide 52 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

13. Het drogen van bonen duurt een week
A
Goed
B
Fout

Slide 53 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

14. Pas als de bonen droog zijn kan de boer ze verkopen
A
Goed
B
Fout

Slide 54 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen door aan te geven of het (volgens de tekst) goed of fout is;

15. Voor verkoop moeten de bonen gezeefd worden
A
Goed
B
Fout

Slide 55 - Quizvraag

Slide 56 - Sleepvraag

Chocoladeindustrie
Tony’s betekenis van slavernij is: elke vorm van gedwongen werk (moderne slavernij) en/of werk waar niet voor betaald wordt. Ook elke vorm van verboden kinderarbeid hoort hierbij.

Kinderarbeid
In Ghana en Ivoorkust zijn ongeveer 2,5 miljoen boerderijen waar cacao verbouwd wordt. Op deze plantages werken ongeveer 2,26 miljoen kinderen. Dat is net zo veel als alle kinderen tussen de 1 en 12 jaar in Nederland! Soms helpen deze kinderen alleen na schooltijd en doen ze ongevaarlijk werk. Dat is niet verboden. In Nederland moeten kinderen ook wel eens klusjes doen voor hun vader en moeder. Dat is geen slavernij. Maar van al die kinderen moet 90% verboden en zwaar werk doen. Dat zijn meer dan 2 miljoen kinderen!

Slide 57 - Tekstslide

Chocoladeindustrie
Deze kinderen moeten bijvoorbeeld hele zware spullen dragen. Of ze moeten werken met gevaarlijk gereedschap. Zoals scherpe messen. Ze gaan vaak ook niet naar school. Dan
werken ze de hele dag op de plantage. Soms wel meer dan 9 uur per dag, 7 dagen per week.

Gedwongen werk
Naar schatting zijn op dit moment 30.000 kinderen en volwassenen in West-Afrika slachtoffer van mensenhandel en gedwongen werk. Dit is de ergste vorm van moderne slavernij. Zij krijgen geen geld en moeten zwaar en gevaarlijk werk doen. Kinderen worden soms weggeroofd van hun ouders en gaan niet naar school.


Slide 58 - Tekstslide

Chocoladeindustrie
Waarom kinderarbeid?
Er zijn verschillende redenen waarom kinderen moeten werken. 
- Als de ouders heel arm zijn moeten kinderen soms werken om te helpen met geld verdienen. Anders is er niet genoeg geld voor eten voor de familie. 
- Er zijn ook kinderen die geen ouders meer hebben. Zij moeten werken om geld voor hun eigen eten te verdienen.
- Soms hebben de ouders van de kinderen schulden bij hun baas. Dan moeten kinderen bij die baas werken tot de schuld is afbetaald.



Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Video

Discussie
Vind jij het eerlijk dat er nog kinderarbeid bestaat?
Zou je meer betalen voor iets dat zonder kinderarbeid geproduceerd wordt?

Slide 61 - Open vraag

Slide 62 - Tekstslide

Blind proeven
Om te bepalen of duurzaamheid terug te vinden is in de smaak van chocolade gaan we chocolade proeven maar dit doen we wel blind, dus los van het etiket, los van het merk. Je gebruikt alleen je smaak bij deze opdracht. Nadat je verschillende chocolade geproefd en beoordeeld hebt bekijk je aan de hand van enkele vragen of smaak terugkomt in duurzaamheid en of je dit herkend in de reep en/of verpakking. 

Slide 63 - Tekstslide

Blind proeven
Hoe gaan we te werk?
Je doet deze opdracht in groepjes van 4 à 6 personen – je maakt deze groepjes zelf (als dit niet lukt helpt de docent!)

Voordat we met de test kunnen starten, zullen we een aantal dingen nodig hebben. Welke dingen?

Slide 64 - Tekstslide

Blind proeven
Benodigdheden
- Verschillende merken chocolade
- Een glas water, zodat je je mond even kan spoelen.
- Plastic genummerde bekers, zodat je de verpakking niet ziet van de chocolade
- Scoreblad: de deelnemers moeten punten geven. Er wordt een individueel scoreblad bijgehouden.

Slide 65 - Tekstslide

Blind proeven
Dan gaan we nu proeven (1 voor 1)

1. De proever in het groepje is nu blind (ziet niet wat de anderen doen, doe je ogen dicht/ gebruik een blinddoek of draai je om)
2. De rest verdeelt de chocolade maar noteert wel welk merk bij welk nummer hoort
3. Dan proeft de blinde proever de chocolade en geeft elk van de chocolades een score (dit vul je in op het scoreformulier)

Slide 66 - Tekstslide

Blind proeven
Dan gaan we nu proeven (1 voor 1)

4. Dit herhaal je voor ieder van het groepje (zorg ervoor dat je telkens de merken chocolade wisselt zodat iedereen wanneer hij proeft niet weet welke chocolade hij/zij proeft)
5. Aan het eind tel je de scores op van de juiste merken door nu bekend te maken wat elk van jullie geproefd hebben

Slide 67 - Tekstslide

Blind proeven
Vragen na het proeven:

- Was de lekkerste chocola ook de duurzaamste, gelet op de scores en het etiket?
- Hoe meet je of de chocola duurzaam is? Aan welke voorwaardes moet een product dan voldoen? 
- Wat staat er op het etiket over duurzaamheid?





Slide 68 - Tekstslide

Blind proeven
Vragen na het proeven:

- Als de smaak tegenvalt bij de duurzame chocola, wat moeten de makers dan volgens jullie verbeteren?
- Is de verpakking aantrekkelijk van de duurzame reep? Wat kan beter?
- Wat is de prijs kwaliteit verhouding?
- Kortom, hoe kan de duurzame reep het beste aan de man worden gebracht?






Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

SDG - spel
- wijs een spelleider aan (hij/zij leest de vragen van de kaartjes voor)
- je kunt op een gegeven moment wisselen van spelleider
- lees samen de spelregels door
- gebruik een online dobbelsteen: onlinedobbelsteen.nl 
- gebruik een gum of iets anders als pion 

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Tekstslide

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Slide 76 - Tekstslide

Slide 77 - Tekstslide

Slide 78 - Tekstslide

Slide 79 - Tekstslide

Tijd over? Speel (nog een keer) het spel

Slide 80 - Tekstslide

SDG - spel
- wijs een spelleider aan (hij/zij leest de vragen van de kaartjes voor)
- je kunt op een gegeven moment wisselen van spelleider
- lees samen de spelregels door
- gebruik een online dobbelsteen: onlinedobbelsteen.nl 
- gebruik een gum of iets anders als pion 

Slide 81 - Tekstslide

Is jouw wikkel nog niet af? Maak deze dan eerst af
Ben je nog niet helemaal klaar met de wikkel? Maak deze dan eerst af

Slide 82 - Tekstslide

Slide 83 - Tekstslide

Eindopdracht
Verwerk wat je in dit project geleerd heb tot een ‘pitch’ een presentatie van één minuut
Vertel daarin wat je geleerd hebt, wat duurzame chocolade is, waarom duurzaamheid – in producten – eerlijke handel en een goede prijs belangrijk is en hoe je daar zelf in kunt bijdragen.


Slide 84 - Tekstslide

Eindopdracht
Je maakt daarnaast als basis voor je korte presentatie een mindmap;
Dit kan en mag in groepjes (kies voor het gemak dezelfde als waarmee je de proeverij hebt gedaan)

Hoe maak je een mindmap in zes stappen
Stap 1: Pak een vel blanco papier zonder lijnen, stiften in verschillende kleuren en diktes, kleurpotloden en markeerstiften. Leg je vel horizontaal en zorg voor voldoende ruimte om te tekenen, te schrijven en eventueel te plakken.
Stap 2: Midden op het papier schrijf je het onderwerp of plak je een afbeelding daarvan op.

Slide 85 - Tekstslide

Eindopdracht

Stap 3: Vanuit het woord of de afbeelding in het midden trek je een paar gekleurde lijnen naar buiten. Elke lijn loopt naar een belangrijk onderdeel. Elke lijn mag ook zijn eigen kleur hebben.
Stap 4: Schrijf bij elke lijn de naam van het onderdeel dat erbij hoort. Zo zijn alle belangrijke onderdelen dus direct met kleur onderstreept.
Stap 5: Teken of plak een plaatje bij elke lijn, wees creatief, maak er iets moois  van.
Stap 6: Vanuit deze lijnen kunnen ook weer nieuwe lijnen getrokken worden. Die lijnen zijn dan weer dunner dan de eerste, zoals de takken van een boom. Je kunt nu vanaf stap 4 verder gaan, met woorden en tekeningen bij de lijnen. Hoe verder je naar buiten werkt, hoe kleiner de woorden en afbeeldingen erbij worden.

Slide 86 - Tekstslide

Slide 87 - Tekstslide

Slide 88 - Tekstslide

Klassengesprek - reflectie
1) Wat heb je vandaag geleerd? Wat is jou bijgebleven? 

2) Welke SDG's weet je nog op te noemen?

3) Je hebt kennis gemaakt met het fenomeen duurzaamheid tijdens dit project. Vind je dat dit een rol speelt in jouw leven en dat jij hier iets mee moet en kan doen? Leg uit.









Slide 89 - Tekstslide

Welk onderdeel van dit project vond je het leukst?

Slide 90 - Woordweb

Slide 91 - Tekstslide