Les 1.7 Grammatica

Grammatica is belangrijk

De pizza speelt gitaar.
Mijn fiets lacht naar me.
De stoel danst.
De koelkast snurkt.
De zon slaapt.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica is belangrijk

De pizza speelt gitaar.
Mijn fiets lacht naar me.
De stoel danst.
De koelkast snurkt.
De zon slaapt.

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt de leerlingen vragen om te identificeren wat het onderwerp en de persoonsvorm in elke zin zijn, en vervolgens bespreken waarom de zinnen grappig en onlogisch zijn vanwege de ongebruikelijke combinaties van onderwerpen en werkwoorden. Dit zal de aandacht van de leerlingen trekken en hen betrekken bij het leren over grammatica.
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je volgens de methode van Malmberg:

  • een zin in zinsdelen verdelen 
  • op zoek naar de persoonsvorm
  • uitleggen wie/wat het onderwerp is van een zin.

Slide 2 - Tekstslide

"Grammatica leren helpt me beter schrijven en spreken, waardoor ik duidelijk en zelfverzekerd kan communiceren. 
Nut van deze les 
  • Grammatica leren helpt me beter schrijven en spreken, waardoor ik duidelijk kan communiceren.
  •  Grammatica maakt onderdeel uit van de toets die staat gepland in week 45.

Slide 3 - Tekstslide

"Grammatica leren helpt me beter schrijven en spreken, waardoor ik duidelijk en zelfverzekerd kan communiceren. 
Wat weet jij al over het vinden van de persoonvorm
Onderwerp 
en het maken zinsdelen?
Grammatica
Dit is een woordweb.

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1. Zinsdelen 
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen. 

Een voorbeeld van een zinsdeel is de persoonsvorm of het onderwerp. Elk zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1
Onderstaande  zinnen bestaan uit drie zinsdelen. 

Ik | lees | dit boek.

Jantje | loopt | op straat

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthouden
zinsdeel
Onderdeel van een zin dat kan bestaan uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.

zinsdeelstrepen
strepen die je tussen zinsdelen zet om ze te benoemen

Als je de volgorde van de zin verandert, blijven die woordgroepen altijd bij elkaar. Ieder zinsdeel heeft bovendien zijn eigen taak. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2
Joya gaf het witte paard  een heerlijk appeltje.

Ieder zinsdeel heeft dus een eigen taak:




Slide 8 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Uitleg voorbeeld 2. 
Joya / gaf / het witte paard / een heerlijk appeltje.

  • Zo is ‘Joya’ degene die iets doet in deze zin.
  • ‘Gaf’ vertelt wát Joya doet. Of deed, in dit geval.
  • ‘Het witte paard’ is degene die een heerlijk appeltje in ontvangst neemt.
  • En ‘een heerlijk appeltje’ vertelt wat Joya aan het witte paard geeft. 




Slide 9 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Zinsdelen 
Dat is allemaal leuk en aardig, maar hoe weet je nou welke woorden van een zin bij elkaar horen? 

Met andere woorden: hoe weet je uit welke zinsdelen een zin bestaat?

Daar hebben we een trucje voor!. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type hier een titel
Stap 1. Zoek de persoonsvorm 
Dit doe je door de zin vragend te maken: 
Loopt Jantje op straat?

Óf door de zin in een andere tijd te zetten: 
Jantje liep op straat. 

Let op: De persoonsvorm zet je tussen zinsdeelstrepen.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type hier een titel
Tekst
Stap 2. Zinsdelen 'opknippen'
Zinsdelen proef 

De lange jongen - geeft - het kleine meisje een kusje.


We missen nu nog 1 stap.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type hier een titel
Tekst
Stap 3. Zoeken naar het onderwerp 
Het onderwerp
Wie of wat doet er iets in een zin?

Eigenlijk vraag je: 
Wie of wat + persoonsvorm ?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
1. Danny werkt aan zijn werkstuk in de bibliotheek.
2. De schoolbel gaat  om 12:00 uur. 
3. De kinderen gaan naar binnen

Wat is hier de persoonvorm? Zet zinsdeelstrepen.
Let op: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.

Slide 15 - Tekstslide

Ieder woord, of iedere groep woorden die voor de pv kan staan is ook een zinsdeel. 
Opdracht 
1. Onderstreep de persoonsvorm.
2. Zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen.
3. Verander de volgorde van de zin: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.

Maak de opdracht zelfstanding in stilte. 
Tijd: 5 minuten. Nakijken doen we  klassikaal. 









timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Klassikaal nabespreken

Slide 17 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Opdracht 
Maak paragraaf 1.7 grammatica

Let op: je gaat zelfstandig door dit hoofdstuk heen.
Als je vragen hebt, steek je vinger op. 



Slide 18 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Product evaluatie
1.  Harry Potter gaat voor het eerst naar Zweinstein.
2. Meneer Duffeling wordt verschrikkelijk kwaad.
3. Eet professor Perkamentus  snoep?
4. Volgens mij is het neefje van Harry een gemene pestkop.
5. Hagrid mag niet toveren van professor Perkamentus.
6. Ron en Hermelien zijn Harry’s beste vrienden.
7. De steen der wijzen ligt verstopt op de derde verdieping.

Slide 19 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Afsluiting les


exitticket.nl/ticket/3xfh88ts

Slide 20 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 

Welke delen van de zin kun je nog meer voor de persoonvorm zetten?
Dit is een open vraag.

Slide 21 - Open vraag


‘Geeft’ komt vooraan en is dus de persoonsvorm (pv).

De lange jongen geeft het kleine meisje een kusje.
Wat is hier de persoonsvorm?
Dit is een open vraag.

Slide 22 - Open vraag


‘Geeft’ komt vooraan en is dus de persoonsvorm (pv).
Voorbeeld zinsdelen proef 

De lange jongen - geeft - het kleine meisje - een kusje. 

Je kunt de zin dus in vieren delen.

Slide 23 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
We hebben nu twee stappen gehad

Stap 1. Zoek de persoonsvorm 

Stap 2. Zet zinsdeelstrepen 

Slide 24 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Voorbeeld 1.
De lange jongen geeft het kleine meisje een kusje.

Wie/wat loopt ? Want 'loopt' is de persoonsvorm. 
'Jantje loopt', dus  Jantje is het onderwerp

Slide 25 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
Voorbeeld 2.
De lange jongen geeft het kleine meisje een kusje.

Wie/wat + de persoonsvorm?

Wie geeft? De lange jongen 

'De lange jongen' is het onderwerp. 


Slide 26 - Tekstslide

Het is dezelfde zin, alleen zijn er een paar zinsdelen van plek gewisseld. 
'De lange jongen geeft het kleine meisje een kusje.' - Wie/wat is in deze zin het onderwerp?
Dit is een open vraag.

Slide 27 - Open vraag


‘Geeft’ komt vooraan en is dus de persoonsvorm (pv).
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
'Het hondje bijt in een bal.'
A
Een bal
B
Bijt
C
Het hondje

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
'De kip legt een gouden ei.'
A
Legt
B
De kip
C
Een gouden ei

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Schrijf twee dingen op die je tijdens deze les hebt geleerd.
Dit is een open vraag.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel een vraag over iets wat je 
nog niet zo goed hebt begrepen.
Dit is een open vraag.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies