SP 21 april

                                                    21 april
1. Lezen (10 min.)
2. Presentatie spelling hf 5 - bijvoeglijke naamwoorden
(max. 15 min.)
3. Leertips pw spelling (5 min.)

Wat ga je nu doen?
4. Meedoen met extra uitleg directe en indirecte rede hf 6
4. Opdrachten van hf 5 maken (1 tm 5)
4. Voorbereiden van pw spelling: Wat ga je doen? 

5. Terugblik en vooruitblik - Hoe ga je de toets voorbereiden?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

                                                    21 april
1. Lezen (10 min.)
2. Presentatie spelling hf 5 - bijvoeglijke naamwoorden
(max. 15 min.)
3. Leertips pw spelling (5 min.)

Wat ga je nu doen?
4. Meedoen met extra uitleg directe en indirecte rede hf 6
4. Opdrachten van hf 5 maken (1 tm 5)
4. Voorbereiden van pw spelling: Wat ga je doen? 

5. Terugblik en vooruitblik - Hoe ga je de toets voorbereiden?

Slide 1 - Tekstslide

presentatie bijvoeglijk naamwoord hf 5

Slide 2 - Tekstslide

Een andere manier van leren:
rotondespel en bordspel meervoud
Hoe vind je het om op die manier te leren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Hoe tevreden was je
over het samen leren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Leertips voor proefwerk spelling
 
- Begin op tijd met leren!
- Verdeel het leren over meerdere dagen.
- Leer de theorieregels. Vertel aan jezelf hoe het zit.
- Laat je overhoren.
- Schrijf de woorden vaak op. Woordbeeld!
- Oefen veel. Oefenmateriaal zie Teams!
- Vragen? Stel ze in de chat of 
kom maandag 9 mei naar het uitleguurtje Nederlands 

Slide 5 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?

Meedoen met extra uitleg directe en indirecte rede hf 6

Opdrachten van hf 5 maken (1 tm 5)

Voorbereiden van pw spelling: Wat ga je doen? 

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik aanhalingstekens (enkele of dubbele) bij de directe rede.
Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer = citeren. 
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens.
 
Je kunt beginnen met een citaat. Gebruik dan geen dubbele punt.
'Ik ga straks zwemmen', zei Janneke.
"Ik ga straks zwemmen", zei Janneke.
‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken’, zei vader.
 
Je kunt het citaat aankondigen. Gebruik dan wel een dubbele punt.
Janneke zei: 'Ik ga straks zwemmen.'
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’





Slide 7 - Tekstslide

Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede.
Gebruik dan geen aanhalingstekens en dubbele punt. 

In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin.

Directe rede
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
Jan vroeg: 'Mag mijn vriendinnetje dan mee-eten?'

Indirecte rede
Vader zei dat hij de barbecue alvast even zou aansteken.
Jan vroeg of zijn vriendinnetje dan mag mee-eten. 

Slide 8 - Tekstslide

zeg draag jij liever jurken vroeg ellen aan carla in de h&m

Slide 9 - Open vraag

de agent zei tegen de toerist uit gelderland als u graag loopt hoeft u echt niet met de tram te gaan want het rijksmuseum is hier dichtbij in de Museumstraat.

Slide 10 - Open vraag

‘Wie is de mooiste van het land?’ vraagt Sneeuwwitjes stiefmoeder aan de spiegel.

Slide 11 - Open vraag

Het kleine mannetje zingt: ‘Niemand weet dat ik Repelsteeltje heet.’

Slide 12 - Open vraag

1. theorie beter leren;
2. theorie hardop uitleggen;
3. meer oefenen;
4. theorie toepassen bij vragen beantwoorden.

Slide 13 - Woordweb

Leren spelling.
Ben je van plan veel
te gaan schrijven?
JA
NEE
WEET IK NOG NIET

Slide 14 - Poll

Toets is 12 mei.
Hoe ga je het leren plannen?

Slide 15 - Woordweb