Periode 1 - Het huis (formatieve toets)

Wat is een constructie?
A
Een product dat uit meerdere onderdelen bestaat
B
Een product dat een vorm heeft die past bij zijn functie
C
Een product dat van een materiaal is gebruikt
D
een bepaald materiaal met specifieke stofeigenschappen
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is een constructie?
A
Een product dat uit meerdere onderdelen bestaat
B
Een product dat een vorm heeft die past bij zijn functie
C
Een product dat van een materiaal is gebruikt
D
een bepaald materiaal met specifieke stofeigenschappen

Slide 1 - Quizvraag

Welke vorm is het stevigst in eengrote constructie als een gebouw of brug?
A
Ronde of boogvorm
B
Driehoek
C
Vierkant

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor een soort constructie is dit?
A
Piramideconstructie
B
Driehoeksconstructie

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent: 'De schaal is 1:20 cm?'
A
Dat 1 cm in het echt 20 cm op de tekening is
B
Dat 1 cm op de tekening 20 cm in het echt is
C
Dat je 1 moet delen door 20 om de schaal te berekenen

Slide 4 - Quizvraag

Als de schaal 1:20 is
Hoeveel cm is de stoel in de tekening als die in het echt 100 cm hoog is.
A
3 cm
B
5 cm
C
6 cm
D
10 cm

Slide 5 - Quizvraag

Hout is een ...
A
Materiaal
B
Stof

Slide 6 - Quizvraag

Stoffen kunnen niet dezelfde stofeigenschappen hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Welk rijtje bevat alleen maar stofeigenschappen?
A
Kleur, smaak, volume
B
Gewicht, brandbaarheid, hardheid
C
Kleur, geur, hardheid
D
Volume, gewicht, brandbaarheid

Slide 8 - Quizvraag

In welke fase bevindt regen zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Waterdamp

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de formule voor dichtheid?

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn elektronen?
A
De hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
Het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 11 - Quizvraag

Een stroomkring loopt van de ...
A
-pool naar de +pool
B
+pool naar de -pool

Slide 12 - Quizvraag

Een gesloten stroomkring laat stroom door
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Wat is spanning?
A
de hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampere
B
Volt
C
Watt
D
Joule

Slide 15 - Quizvraag

De spanning op de stopcontacten is 230 V
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat is stroomsterkte?
A
De hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
Het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 17 - Quizvraag

Grootheid : Stroomsterkte
Eenheid : ...
A
Stroom
B
Elektriciteit
C
Spanning
D
Ampère

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je een materiaal of stof
waar elektrische stroom
doorheen kan?
A
geleider
B
schakel
C
draad
D
isolator

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de formule voor vermogen?

Slide 20 - Open vraag