Grammatica woordsoorten deel 5

Grammatica: Woordsoorten - jaar 2
Elk woord in een zin kun je benoemen
deel 5
vragend en aanwijzend voornaamwoord
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica: Woordsoorten - jaar 2
Elk woord in een zin kun je benoemen
deel 5
vragend en aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten die je aan het eind moet kennen:
  • lidwoorden: bepaald en onbepaald (deel 1)
  • zelfstandige naamwoorden: abstract, concreet en eigennaam (deel 1)
  • werkwoorden: zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord (deel 1)
  • bijvoeglijk naamwoorden (deel 1)
  • voorzetsels
  • bijwoorden
  • voornaamwoorden:                                                                                                                                     aanwijzend, vragend, persoonlijk, bezittelijk, onbepaald, wederkerend en wederkerig
  • telwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (1)
Vragende voornaamwoorden (vr. vnw) verwijzen naar dingen of mensen
Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), en welk(e)
Wie en wiens verwijzen naar mensen. 
Wat, wat voor (een) en welk(e) verwijzen naar dingen. 
Kenmerken van een vragend voornaamwoord:
Bij een vraagzin heb je vaak te maken met een vragend voornaamwoord. 
Vragende voornaamwoorden staan meestal vooraan in de zin. 


Slide 3 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (2)
Vragende voornaamwoorden staan niet altijd vooraan in een zin: soms  staan ze midden in een zin. 
Twijfel je of het om een vragend voornaamwoord gaat? Dan kun je er een vraagzin van maken door het vragend voornaamwoord vooraan in de zin te zetten. Zie de volgende twee voorbeelden. 
Weet je al wie je uitnodigt? --> Wie nodig je uit? 
Weet jij wat de eindstand gisteren was bij Ajax - Feijenoord? --> 
          Wat was de eindstand gisteren bij Ajax - Feijenoord? 


Slide 4 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (3)
Vraagwoorden als waarom, hoe, waarin, waarmee enz. verwijzen niet naar dingen of mensen. Ze verwijzen naar redenen, tijden of plaatsen. 
Dit zijn dan ook geen vragende voornaamwoorden!

Dit zijn voorbeelden van bijwoorden: deze woordsoort wordt later apart behandeld. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Aanwijzend voornaamwoord (1)

Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, die, dit of dat

Het aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfstandig naamwoord. 
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze
Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat


Slide 7 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (2)

Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden. 

Voorbeeld:
Jouw koffer is bijna dezelfde als de mijne. Die/Deze met het rode stipje is van jou. 
In de 2e zin kun je het zelfstandig naamwoord 'koffer' erachter denken. 




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is het vragend voornaamwoord?
A
het
B
is
C
wat
D
vragend

Slide 10 - Quizvraag

Soms staat een vragend voornaamwoord in het midden van de zin.
Hoe kun je controleren dat je met een vragend voornaamwoord te maken hebt?

Slide 11 - Open vraag

Wat is géén vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Hoe
C
Wat
D
Welk

Slide 12 - Quizvraag