Fictie 3k 2.1

Fictie 2.1

vertelperspectief  
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie 2.1

vertelperspectief  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les weet je....

wat een vertelperspectief is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10 minuten lezen!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, wordt het verhaal aan jou gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit noem je het vertelperspectief.
Je kent de volgende vertelperspectieven:
  • Ik vertelperspectief
  • Hij/Zij vertelperspectief
  • Alwetend vertelperspectief

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • ik-verteller:
Je ziet alles door de ogen van de ik. Dat levert een subjectief beeld op. Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller. Je leert de ik-persoon heel goed kennen.

  • hij/zij-verteller
Ook hier zie je alles door de ogen van één persoon. Nu wordt de hij-/zij-vorm gebruikt. Ook dit perspectief levert een subjectief beeld op.

  • alwetende verteller
De verteller maakt geen onderdeel uit van het verhaal. Je weet als lezer meer dan de personages. Meestal vertelt de alwetende verteller beschrijvend; hij is doorgaans objectief.

Slide 5 - Tekstslide

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
De alwetende verteller
A
weet niks en neemt deel aan het verhaal
B
weet alles en neemt deel aan het verhaal
C
weet niks en neemt geen deel aan het verhaal
D
weet alles en neemt geen deel aan het verhaal

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alwetende verteller is onbetrouwbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kroongetuige
Maarten 't Hart
‘Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk vertelperspectief zie je hier?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bord spaghetti 
Adriaan van Dis (1984) 
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn, soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest. 



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk vertelperspectief zie je hier?
A
ik-verteller
B
hij/zij-verteller
C
alwetende verteller

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alwetende verteller is een verteller die geen personage in het verhaal is, maar wel alles weet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van een verhaal
 Een open einde betekent dat je nog niet weet hoe het verhaal afloopt. Je hebt niet op alle vragen antwoorden gekregen. 
Bij een gesloten einde weet je hoe het verhaal eindigt en het met de personen afloopt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHHTUK
Wat: Maak opdracht 8, 9, 11, 12 en 14 vanaf blz 89
Hoe: In tweetallen werken, fluisterend, of alleen.
Hulp: blauwe blok van 2.1 (blz 89)
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Klassikaal oefening bespreken
Eerder klaar: Uit je leesboek lezen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies