Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg sympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 12 - Quizvraag
Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 13 - Quizvraag
Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de klas.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 14 - Quizvraag
Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.
Verbeter de fout in bovenstaande zin.
Slide 15 - Open vraag
Aan de slag
Opdr. 1 - 2 - 3 - 4
234 - 235
Weekopdracht
Lesdoel: ik kan verwijzen met deze, die, dit en dat
Terug - en vooruitblik
betrouwbare =
consumenten =
eigenaar = degene van wie iets is
gehalte = waarde
geloofwaardige
verbruikers
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag
Opdr. 1 (5 dingen) - 3 - 4 - 5 - 6
216 - 217
Weekopdracht
Lesdoel: ik kan bepalen of een zn het lidwoord de of het of deze, dit, die of dat krijgt.
Terug - en vooruitblik
duurzaam =
zich realiseren =
de status = het maatschappelijk aanzien/respect
het segment = het gedeelte
zo weinig mogelijk grondstoffen verbruikend
beseffen
betrouwbare =
consumenten =
eigenaar = degene van wie iets is
gehalte = waarde
geloofwaardige
verbruikers
Slide 17 - Tekstslide
Terugblik en vooruitblik
Terugblik
Je hebt geleerd wanneer je de, het, die, deze, dit of dat gebruikt bij mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden.
Check ->>
Vooruitblik
In een volgende les ga je aan de slag met het bepalen van het onderwerp in een zin.
Slide 18 - Tekstslide
Conclusie
dat er verschillende soorten werkwoorden zijn.
wat het zelfstandig werkwoord is en hoe ik deze in een zin herken.
In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.
Woorden met het lidwoord 'het ’ zijn altijd onzijdig (o).
Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).
Als je wilt weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kun je in een woordenboek of opzoeken of een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is
Slide 19 - Tekstslide
Met welke verwijswoorden wijs je naar de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 20 - Quizvraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 21 - Quizvraag
Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 22 - Quizvraag
Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 23 - Quizvraag
Rob kocht een nieuwe kano, ........ hij op internet had gezien.