Les 40 (23-04)

Cours du 23 avril
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cours du 23 avril

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen:
      - Tu peux te présenter? (ex.14)
  • Paragraphe D: vergelijkingen
  • Au travail
  • Devoirs


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na de les...

...kun je iemand beschrijven.

...kun je vergelijkingen maken. 


Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf C:
'Au travail'
Tâche: Présente ta vie et tes habitudes.

Pour s'entrainer: Fais une vidéo (audio) de ta maison et ta famille. 
- présente-toi: prénom, âge et ville.
- fais un tour de ta maison et présente ta maison et les membres de ta famille. 
- dis où ils sont et ce qu'ils font. 
- présente ta chambre avec des détails. 

Faire la vidéo / audio à la maison. 
Écrire le texte dans la classe. 
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Herhalen:
Tu peux te présenter
Jullie hebben afgelopen week je audio fragment opgenomen waarin je jezelf
presenteert. (ex. 14)

Als het goed is, hebben jullie deze nog op je telefoon staan.
We gaan nu de volgende oefening doen. In tweetallen gaan jullie naar 
elkaars audio fragment luisteren en vullen vervolgens de rubric in voor elkaar.
Deze krijgen jullie van mij uitgedeeld.

Na 5 minuten wisselen jullie de rubric met elkaar uit en ga je die 2 minuten bespreken. Licht aan de ander toe waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt qua beoordeling.
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Paragraphe D:
Les comparaisons (vergrotende trap)
Er zijn drie trappen van vergelijking:
  1. de stellende trap (de basisvorm): 'het huis is mooi.'
  2. de vergrotende trap: 'Het huis is mooier dan de boerderij.'
  3. de overtreffende trap: 'Het huis is het mooist.'


Van bijvoeglijke naamwoorden (zoals mooi) kunnen dus vormen worden afgeleid (mooier, mooist) die aangeven of de eigenschap ‘mooi’ sterk aanwezig is of zelfs heel sterk aanwezig is in vergelijking met een of meer andere zaken.


Slide 6 - Tekstslide

Paragraphe D:
Les comparaisons (vergrotende trap)
Maak eens een vergelijking van onderstaande plaatjes in het Nederlands.
Noem iets wat negatief en positief is t.o.v. de twee gebouwen en iets wat gelijk is aan beide gebouwen. 
  1. Een kasteel is minder comfortabel dan een huis.
  2. Het kasteel is groter dan het huis. 
  3. Het kasteel is even oud als het huis. 

Slide 7 - Tekstslide

Paragraphe D:
Les comparaisons
In het Frans vertaal je dit als volgt:
1. Le chateau est plus grand que la maison. 
2. Le chateau est moins confortable que la maison. 
3. Le chateau est aussi vieux que la maison. 

Voor het bijvoeglijk naamwoord komt dus
plus, moins of aussi en achter het
bijvoeglijk naamwoord komt que.

Slide 8 - Tekstslide

Paragraphe D:
Les comparaison
Nog eentje.
Maak eens een vergelijking van deze twee personen. Noem weer 1 negatief ding, 1 positief ding en iets wat gelijk is voor beide, maar nu in het Frans. 
  1. Le garçon est plus jeune que l'homme. 
  2. Le garçon est moins triste que l'homme. 
  3. Le garçon est aussi grand que l'homme. 

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf D: 
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord aanpassen
Kijk eens mee met de volgende zinnen:

Le chateau est plus grand que la maison. 
La maison est plus grande qu'un appartement. 

Wat valt je op?
  • 'grand' heeft twee verschillende vormen: Het past zich aan, aan het geslacht van het znw.
  • 'que' mist een 'e' voor het lidwoord 'un'. 

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf D: 
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord aanpassen
Het bijvoeglijk naamwoord past zich dus aan, aan het getal en het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Hier heb je de volgende regel voor geleerd:






Deze regel geldt niet voor de uitzonderingen bon, beau, nouveau, vieux en let op bij de bijvoeglijke naamwoorden die al eindigen op een -e of een -s. (p.160)

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf D: 
De vergelijkingen maken
Een vergelijking (vergrotende trap) in het Frans maak je dus met de volgende 'formule':
              plus / moins / aussi + bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm) + que

Waarbij je de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan het onderwerp aanpast.

Let op, deze 'formule' geld voor elk bijvoeglijk naamwoord, behalve
'bon'. Je zet voor 'bon' niet 'plus' maar schrijft het volgende op: 
meilleur(e)(s) que/qu'. Ook 'meilleur' is een bijvoeglijk naamwoord 
en pas je dus aan, aan het onderwerp. Dit gaat volgens de algemene 
regel. 
La ville est meilleure que le village. / Beyoncé est meilleure qu’Ariane Grande.


Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf D: 
Au travail
Maak nu de volgende oefeningen:
- ex. 15a, c, d, 
- ex. 16a, b, c
- ex. 17

Klaar? Oefen met de 'comparatif' via slim stampen. 
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Les devoirs
Leer Le comparatif.

Maak:
- ex. 15a, c, d, e
- ex. 16a, b, c
- ex. 17

Slide 14 - Tekstslide