In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Start van de les
Lees 10 minuten in je leesboek
Playlist mag, maar zachtjes
Telefoon op tafel
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Woorden
Slide 3 - Tekstslide
Planning
Opfrissertje - Wat weet je nog?
Woordenlijst bekijken
Aan de slag
Bespreken toets Fictie
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Aan de slag (10 minuten)
Maak opdracht 3 en 4 (blz. 22/23)
Keuze: samen of alleen
Playlist mag, maar zachtjes!
Telefoon op tafel.
Klaar? Lees de theorie op blz. 16 en 18 nog een keer door.
Slide 6 - Tekstslide
Toets bespreken
Ruim al je spullen op
Alleen potlood op tafel
Tel je punten na!
Niet eens? Sterretje voor antwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 1 (3pt)
Spanningsvragen = De tekst roept vragen bij je op: Wat gaat er nu gebeuren? Hoe loopt dit af? Waarom doet hij dat?
Spannende en griezelige omgeving = waar het zich afspeelt.
Uitstel van gebeurtenissen= er wordt een gebeurtenis verteld, daarna gaat het ineens over iets anders en pas dan vertellen ze weer verder over die gebeurtenis.
Cliffhanger = het hoofdstuk stopt op een spannend stuk en je weet niet hoe het afloopt.
Slide 8 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 2 (2pt)
Je herkent een hoofdpersoon door wat hij denkt, zegt, voelt en doet.
Slide 9 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 3 (3,5 pt)
a) We kennen: verleden, heden/nu, toekomst
b) Je herkent dit aan de gebruiken/gewoonten uit die tijd én aan belangrijke personen of gebeurtenissen (zoals Caesar of WOII)
Slide 10 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 4 (1pt)
Non-fictie zijn verhalen die waargebeurd zijn/echt gebeurd zijn/niet verzonnen zijn
Slide 11 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 5 (2pt)
Het verhaal is niet chronologisch geschreven (1pt), want de volgorde van de gebeurtenissen was: alinea 2-3-1 (1pt).
Ook goed: andere uitleg waaruit blijkt dat de alinea's niet in de goede volgorde staan.
Slide 12 - Tekstslide
Toets Fictie vraag 6 (2pt)
Ik vond dit verhaal interessant/leerzaam/spannend/niet boeiend/ander beoordelingswoord (1pt), omdat <uitleg met een voorbeeld>
Niet goed: herhaling van het beoordelingswoord (niet boeiend, want ik vind dit soort verhalen niet boeiend)
Niet goed: een ander beoordelingswoord gebruiken als uitleg (saai, omdat het niet boeiend is).
Slide 13 - Tekstslide
Einde van de les
Hoe ging het?
Slide 14 - Tekstslide
Start van de les
Lees 10 minuten in je leesboek
Playlist mag, maar zachtjes
Telefoon op tafel
Slide 15 - Tekstslide
Voorvoegsels
Een voorvoegsel is een toevoeging aan een woord waardoor de betekenis van het woord verandert.
Een voorvoegsel zit vast aan het woord: Leuk - superleuk,
Soms met een verbindingsstreepje: vriend - ex-vriend
Slide 16 - Tekstslide
Conventioneel vs onconventioneel. Wat is het verschil?