wk 44 - Poëzie opstart

VH1 - Nederlands
Week 44 - les 1
Proewerk bespreken
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH1 - Nederlands
Week 44 - les 1
Proewerk bespreken
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 2 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Week 44 - les 2
Mevrouw Giesen
Poëzie

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Nieuw leesboek kiezen
  • Uitleg komende blok
  • Uitleg gedichten
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat poëzie is.
  • Ik kan een gedicht herkennen.
  • Ik weet wat typografie is.
  • Ik kan gevoelens in gedichten herkennen. 

Slide 5 - Tekstslide

Nieuw leesboek kiezen
  • We starten elke les met 10 minuten lezen
  • Lezen mag in een papieren boek of op een e-reader
  • Ook bij een SO/proefwerk neem je altijd je leesboek mee
  • 4 boeken per jaar
  • Fictie, géén biografie
  • C-boek (geschikt voor kinderen van 12-15 jaar)
  • Maximaal 1 vertaling per jaar
  • Gebruik www.lezenvoordelijst.nl

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg komende blok
  • Poëzie
  • Meenemen elke les: leesboek, schrift, etui, poëziebundel (krijg je nog), laptop.
  • Eindproduct voor punt: je eigen gedichtenbundel (2x)
  • Leesvaardigheid
  • Eindproduct voor punt: proefwerk in de tussenweek (2x)

Slide 7 - Tekstslide

Poëzie/Gedichten
Gedichten zijn korte teksten waarin de dichter iets op een mooie en bijzondere manier probeert te zeggen. Je herkent gedichten in één oogopslag aan de typografie: de manier waarop woorden en regels over het papier zijn verdeeld. 

Slide 8 - Tekstslide

Poëzie/Gedichten
Veel gedichten gaan over gevoelens, zoals verliefdheid, verdriet of eenzaamheid. Daar kun je zelf iets in herkennen, maar ze kunnen je ook helpen om iets aan anderen duidelijk te maken. Bij grote gebeurtenissen, zoals geboorte, overlijden of een huwelijk, gebruiken mensen vaak gedichten om iets te zeggen waar ze zelf niet de goede woorden voor kunnen vinden.
Gedichten kunnen ook over heel gewone dingen gaan. Daardoor ga je op een andere manier kijken naar de wereld om je heen. 

Slide 9 - Tekstslide

Poëzie/Gedichten
Veel mensen vinden gedichten moeilijk, maar je hoeft een gedicht niet helemaal te begrijpen om het toch mooi te vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Introductieopdracht

Slide 11 - Tekstslide

Introductieopdracht

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
  • Ga naar Nieuw Nederlands online
  • Open de geplande taken
  • Maak de taak van week 44: Poëzie

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat poëzie is.
  • Ik kan een gedicht herkennen.
  • Ik weet wat typografie is.
  • Ik kan gevoelens in gedichten herkennen. 

Slide 14 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 15 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Week 41 - les 3
Herhaling 
formuleren en fictie

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Formuleren
  • Fictie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet hoe ik zinnen correct kan begrenzen.
  • Ik kan verbanden tussen zinnen zien en benoemen.
  • Ik kan correct verwijzen met dat, dit, deze en die.
  • Ik kan na het lezen beoordelen of een tekst fictie of non-fictie is.
  • Ik kan na het lezen beoordelen wie de hoofdpersonen zijn in een tekst.
  • Ik kan na het lezen aangeven wat het perspectief is.

Slide 18 - Tekstslide

Formuleren - begrenzen
  • Zet achter een zin een punt. Het maakt daarbij niet uit of de zin één of meer mededelingen bevat.
  • Zet achter een vragende zin een vraagteken.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
  • Zet voor voegwoorden in het algemeen een komma.
  • Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 19 - Tekstslide

Zinsverbanden

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Fictie en non-fictie
Non-fictie bestaat uit teksten die de werkelijkheid beschrijven, zoals informatie geven, een mening overbrengen of uitleggen hoe je iets doet. In fictie gaat het om verzonnen verhalen, bedoeld om je te vermaken. Soms zijn die verhalen fantasievol, met gebeurtenissen die in het echt niet kunnen gebeuren, zoals in Harry Potter. Maar vaak zijn fictieve verhalen realistisch, wat betekent dat de gebeurtenissen in het verhaal ook in het echte leven zouden kunnen plaatsvinden.

Slide 22 - Tekstslide

Personages
Alle personen die een rol spelen in het verhaal zijn personages . Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon. Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben. De overige personages zijn bijfiguren. 

Slide 23 - Tekstslide

Perspectief
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.

Slide 24 - Tekstslide

Inleven of meeleven
  • Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
  • Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik ken de verschillende leestekens.
  • Ik weet welk leesteken ik moet gebruiken bij geschreven teksten.

Slide 26 - Tekstslide

De laatste vragen
Ben je klaar voor de tussenweek?

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht vandaag

Slide 28 - Tekstslide