P1 HV2 wk 47-2 (4) H28 Hoofdletters & leestekens

Vandaag
  • Lezen

  • 2D: laatste les voor de toets
  • H28 hoofdletters & leestekens 
Aan het einde van deze les...
... ken ik de spellingsregels over het gebruik van 
hoofdletters en leestekens

timer
10:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Lezen

  • 2D: laatste les voor de toets
  • H28 hoofdletters & leestekens 
Aan het einde van deze les...
... ken ik de spellingsregels over het gebruik van 
hoofdletters en leestekens

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les


  • Samenstellingen



Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen
  • Samengesteld woord = woorden die los voorkomen, 
     combineren tot één nieuw woord

  • Rug + zak = rugzak 
  • Sport + outfit = sportoutfit
  • Koning + dag = Koningsdag
  • Dorp + straat = dorpsstraat (want: dorpsfeest)




Slide 3 - Tekstslide

Basisregel 
De basisregel van de Nederlandse spelling is dat je 
samenstellingen aan elkaar moet schrijven.
Als je te maken hebt met één persoon, dier of ding, 
dan schrijf de samenstelling als één woord.

Slide 4 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken (-)
  • Koppelteken: liggend streepje (-)
  • Doel: samenstelling beter leesbaar maken

  • Klinkerbotsing: auto-onderdelen, diploma-uitreiking, zee-eend
  • Combinatie titel/beroep: secretaris-generaal, directeur-oprichter, chef-kok
  • Aardrijkskundige namen + afleidingen: Noord-Holland, Latijns-Amerikaanse
  • Afkortingen, letters en speciale tekens: PvdA-leden, L-vormig, &-teken
  • Samenstellingen met hoofdletters: on-Amerikaans, pro-Frans

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling met koppelteken (-)
Na deze voorvoegsels komt er ook een koppelteken!
  • Adjunct (adjunct-directeur)
  • Aspirant (aspirant-lid)
  • Assistent (assistent-coach)
  • Bijna (bijna-ongeluk)
  • Collega (collega-docent)
  • Ex (ex-marinier)
  • Interim (interim-teamleider)
  • Kandidaat (kandidaat-voorzitter)
  • Leerling (leerling-kok)
  • Meester (meester-kok)
  • Niet (niet-gelovig)
  • Non (non-actief)
  • Oud (oud-leerling)
  • Sint (Sint-Anna)
  • Substituut (substituut-officier)

Slide 6 - Tekstslide

Getallen
In letters (als woord)
  • Getallen tot en met twintig 
  • Tientallen
  • Ronde getallen met honderd, duizend, miljoen, miljard, ...

In cijfers
  • Jaartal, datum
  • Temperatuur
  • Gewicht en maat
  • Bedragen
  • Snelheid
"Na bijna vijftig jaar is er in de zomer van 2017 weer een 'monsterzwemtocht' in de IJssel bij Zutphen. Op 20 augustus moeten de zwemmers een afstand van 7,2 kilometer afleggen. 

Slide 7 - Tekstslide

Samenstellingen met getallen
  • Regel 1: Getallen in letters schrijf je aan elkaar.
    Uitzondering: na 'duizend' komt een spatie.
    Voor + na 'miljoen' en 'miljard' komt ook een spatie
    Voorbeeld: Twaalf miljoen honderdvijftigduizend tien, negen miljard

  • Regel 2: bij een klinkerbotsing schrijf je een trema, geen koppelteken.
    Achthonderddrieënvijftig

  • Regel 3: Na een getal in cijfers schrijf je een koppelteken.
    Uitzondering: als het woord achter het cijfer een samenstelling is: spatie
    22-jarige, 36-urige werkweek, 4 meiherdenking, 6 vwo-leerling

Slide 8 - Tekstslide

Leestekens
Het plaatsen van leestekens noem je interpunctie. 

Slide 9 - Tekstslide

Een zin eindigt met een leesteken.
Punt (gewone zin):
De deelnemers presenteren hun act.

Vraagteken (vraagzin):
Zijn ze erg zenuwachtig?

Uitroepteken (uitroep):
Doe je best!

Slide 10 - Tekstslide

Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 11 - Tekstslide

De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
Bijvoorbeeld...
...als je iemand aanspreekt.
'Hé, wat doe jij hier?'
...tussen delen van een opsomming.
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
...voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
...tussen twee persoonsvormen.
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.
...tussen twee bijvoeglijke naamwoorden.
De blauwe, zachte trui. 

Slide 12 - Tekstslide

Dubbelepunt
Voor een toelichting of verklaring.
Voor een opsomming.
Voor een citaat.

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Bij een directe rede of citaat.
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis. 

Ze zei: 'Ben je gek geworden?'

Slide 14 - Tekstslide

Apostrof
- als je een of meer letters uit een woord weglaat
- na de bezitsvorm die eindigen op een s-klank
- bij verkleinwoorden die eindigen op een -y

's Morgens was het leuk.
Chris' fiets is kapot. 
Dat baby'tje is schattig.

Slide 15 - Tekstslide

‘Isabelle zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Bjorn vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Nina zei tegen Joost: ‘Ik kan het niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Hij dacht dat hij wel op tijd kon komen.
A
onjuist
B
juist

Slide 19 - Quizvraag

Bollo, de hond van de buren, heeft het hele weekend geblaft.
A
onjuist
B
juist

Slide 20 - Quizvraag

'Je kunt ervan uitgaan', zegt hij, 'dat ik niet op tijd in de les kan komen.'
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters
Aan het begin van de zin. Het is vandaag zonnig.

Bij eigennamen. Ina van der Werff. 

Bij feestdagen of historische gebeurtenissen. Tweede Wereldoorlog

Titels van boeken en films. 

Aan het begin van een citaat. 
De docent riep: 'Start met stillezen.'

Slide 22 - Tekstslide

Begin van een zin
Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:

's Ochtends sta ik vroeg op.
't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 23 - Tekstslide

Begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.

€15 betaalde hij voor het boek.
86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 24 - Tekstslide

Eigennamen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen en voorletters:

  • Ina van der Werff
  • G.A. van der Werff
Tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter, maar wel als de voornamen er niet bij staan. 

  • Ik ben Ina van der Werff.
  • Dat is mevrouw Van der Werff. 
  • Dat is mevrouw De Boer.

Slide 25 - Tekstslide

Eigennamen: organisaties, merken, producten, historische gebeurtenissen en feestdagen
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties

Feestdagen
  • We ontbijten uitgebreid op Eerste Kerstdag en met Pasen. 

Historische gebeurtenissen
  • Mijn opa heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. 

Slide 26 - Tekstslide

Aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren, enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • In Eindhoven kan je leuk winkelen.
  • De Amerikaanse president heeft dat gezegd. 

Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Die Fransman is aardig. 
  • Zij spreken een Limburgs dialect.

Slide 27 - Tekstslide

Je gebruikt GEEN hoofdletters...
...bij maanden en dagen.

Het wordt woensdag mooi weer. 

In januari ben ik jarig. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
ronell Langston Plasschaert
B
Ronell langston Plasschaert
C
Ronell Langston Plasschaert
D
Ronell Langston plasschaert

Slide 29 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
A
Meneer de jong
B
Meneer De Jong
C
Meneer De jong
D
Meneer de Jong

Slide 30 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
Maken H28 opdr. 1 t/m 6

(2D heeft de volgende les de toets: maak het bovenstaande om te oefenen.)

Slide 33 - Tekstslide

Afsluiting
Aan het einde van deze les...
... kan ik samenstellingen goed spellen. 

Volgende les
H28 Hoofdletters en leestekens



    Slide 34 - Tekstslide