WK 40 VH1 - fictie en formuleren

VH1 - Nederlands
Week 40 - les 1
Fictie
Personages en perspectief 
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH1 - Nederlands
Week 40 - les 1
Fictie
Personages en perspectief 
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Personages
  • Perspectief
  • Oefenen in de klas
  • De laatste vragen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan de personages in een verhaal herkennen.
  • Ik kan de hoofdpersoon en bijpersonages onderscheiden.
  • Ik kan de verschillende perspectieven herkennen.
  • Ik ken het verschil tussen inleven en meeleven.

Slide 3 - Tekstslide

Personages
Alle personen die een rol spelen in het verhaal zijn personages . Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon. Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben. De overige personages zijn bijfiguren

Slide 4 - Tekstslide

De hoofdpersoon
De belangrijkste persoon in het verhaal.

Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Je zegt dan dat het perspectief bij de hoofdpersoon ligt. Je zit als lezer als het ware in zijn hoofd. 

Slide 5 - Tekstslide

Perspectief
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.

Slide 6 - Tekstslide

Perspectief
Toen ik vanochtend wakker werd, zag ik iets heel vreemds. Mijn kamer was veranderd in een jungle! Overal groeiden lianen, en ik hoorde vreemde geluiden van dieren die ik niet herkende. Ik sprong uit bed en mijn voeten landden in... modder? Ik moest voorzichtig zijn, want tussen de planten zag ik ogen oplichten. Terwijl ik verder liep, zag ik opeens een kleine aap met mijn telefoon. "Geef dat terug!" riep ik, maar de aap klom razendsnel een boom in. Ik rende achter hem aan, struikelend over wortels en takken. Toen ik eindelijk de boom had bereikt, gleed ik uit en viel… recht op mijn bed. Met een bonk werd ik wakker. Gelukkig, het was maar een droom.

Slide 7 - Tekstslide

Perspectief
Je zit op de fiets, op weg naar school, en ineens gebeurt het. De banden van je fiets beginnen te zweven, net als in een film. Je kijkt om je heen, maar niemand anders lijkt het door te hebben. Langzaam stijgt je fiets de lucht in, en je vliegt over de huizen, langs bomen en zelfs over een wolk. Je probeert te sturen, maar het stuur doet niets. Je vliegt zomaar verder, hoger en hoger. Onder je zie je het hele dorp kleiner worden. Net als je begint te denken dat je voor altijd zal blijven zweven, voel je iets onder je wankelen. Je fiets maakt een onverwachte duikvlucht en je schiet naar beneden. Met een harde knal land je... precies voor de ingang van de school. 

Slide 8 - Tekstslide

Perspectief
Tom had altijd al geweten dat de kelder van zijn opa iets bijzonders verstopte. Maar vandaag vond hij eindelijk de moed om naar beneden te gaan. Met een zaklamp in zijn hand liep hij langzaam de krakende trappen af. Het was donker en koud, en zijn adem hing als een wolkje in de lucht. Plotseling hoorde hij een zacht gerommel vanuit een hoek. Hij richtte zijn zaklamp en zag een grote, oude kast die hij nooit eerder had opgemerkt. Voorzichtig deed hij de deur open. Binnenin lag een boek, bedekt met stof, met de titel "Geheimen van de Toekomst." Toen hij het boek oppakte, voelde hij een vreemde energie door zijn handen gaan. 

Slide 9 - Tekstslide

Inleven en meeleven
  • Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven of inleven.
  • Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
  • Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld  dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands via Magister
Open de geplande taken
Cursus 3 fictie, paragraaf 2 personages en perspectief, opdracht 1 t/m 4


Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan de personages in een verhaal herkennen.
  • Ik kan de hoofdpersoon en bijpersonages onderscheiden.
  • Ik kan de verschillende perspectieven herkennen.
  • Ik ken het verschil tussen inleven en meeleven. 

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijke mededeling
Denk aan het inleveren van het 'museum'!
Deadline is 4 oktober via Peppels!

Slide 13 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 14 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Week 40 - les 2
Mevrouw Giesen
Formuleren
Zinnen correct begrenzen


timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Uitleg zinnen begrenzen
  • Oefenen in de klas
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet hoe ik voegwoorden moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik zinnen correct kan begrenzen.

Slide 17 - Tekstslide

Zinnen begrenzen
Een tekst bestaat uit zinnen. Doordat een tekst verdeeld is in zinnen, is hij beter leesbaar. Een zin is meestal een mededeling. Achter een zin met een mededeling zet je een punt:
– Amy versiert de woonkamer. Haar broer is morgen jarig.

Slide 18 - Tekstslide

Voegwoorden - correct
Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een voegwoord, zoals als, doordat, dus, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat of zodra:
– Amy versiert de woonkamer, want haar broer is morgen jarig.
– Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.

Slide 19 - Tekstslide

Voegwoorden - fout
De volgende zinnen zijn dus niet correct, want het gedeelte vanaf Want/Omdat hoort bij het eerste deel en is geen zelfstandige zin. Het sterretje (*) betekent ‘niet correct’.
– Amy versiert de woonkamer. *Want haar broer is morgen jarig.
– Amy versiert de woonkamer. *Omdat haar broer morgen jarig is.

Slide 20 - Tekstslide

Voegwoorden
Sommige voegwoorden kunnen ook aan het begin van de zin staan. Dan komt er verderop in de zin een komma tussen de twee mededelingen, vaak tussen twee persoonsvormen:
– Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan
  • Zet achter een zin een punt. Het maakt daarbij niet uit of de zin één of meer mededelingen bevat.
  • Zet achter een vragende zin een vraagteken.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
  • Zet voor voegwoorden in het algemeen een komma.
  • Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen - deel 1
  • Tom maakt zijn huiswerk. Hij wil vanmiddag gaan voetballen.
  • Sarah helpt haar moeder in de keuken. Ze heeft haar huiswerk al af.
  • Het regent buiten. We gaan toch een wandeling maken.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen - deel 2
  • Het begon te onweren. Ik moest snel naar huis rennen. 
  • Niet iedereen had het begrepen. De leraar legt alles nog eens uit. 
  • We hadden de hele middag gevoetbald. We waren erg moe. 

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands via Magister
Open de geplande taken

Cursus 6 formuleren, paragraaf 1 zinnen correct begrenzen, opdracht 1 t/m 6




Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet hoe ik voegwoorden moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik zinnen correct kan begrenzen.

Slide 26 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 27 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Week 40 - les 3
Formuleren
Verbanden tussen zinnen

timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Uitleg verbanden tussen zinnen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat signaalwoorden zijn.
  • Ik zie de verbanden tussen zinnen door middel van signaalwoorden.

Slide 30 - Tekstslide

Zinsverbanden
De zinnen van een alinea (en een tekst) houden verband met elkaar. Ook tussen delen van lange zinnen bestaat vaak een verband. Zulke tekstverbanden kun je aangeven met signaalwoorden als ook, maar en als. In het schema vind je een aantal voorbeelden.

Slide 31 - Tekstslide

Zinsverbanden

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Link

Aan de slag online
Open de geplande taken
Cursus 3 fictie, paragraaf 2 personages en perspectief, opdracht 1 t/m 4
Cursus 6 formuleren, paragraaf 1 zinnen correct begrenzen, opdracht 1 t/m 6
Cursus 6 formuleren, paragraaf 2 verbanden tussen zinnen, opdracht 1 t/m 4

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik ken de verschillende leestekens.
  • Ik weet welk leesteken ik moet gebruiken bij geschreven teksten.

Slide 36 - Tekstslide

De laatste vragen
Hoe schrijven we deze zin? Denk aan hoofdletters en leestekens!
ligt mevrouw van de ven op het 
strand in spanje

Slide 37 - Tekstslide

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht vandaag

Slide 38 - Tekstslide