Grammatica Blok 3 Mavo 3

Welkom

Leerdoelen: 
- Weten wat een meewerkend
   voorwerp is.
-Snappen wat samengestelde zinnen
  zijn
-Voegwoorden herkennen


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom

Leerdoelen: 
- Weten wat een meewerkend
   voorwerp is.
-Snappen wat samengestelde zinnen
  zijn
-Voegwoorden herkennen


Slide 1 - Tekstslide

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.
  • Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm.
  • Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de voorbeeldzin:

"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de voorbeeldzin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
"Marianne weet wat de persoonsvorm is."
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 6 - Quizvraag


Noteer de persoonsvorm.
Gisteren heeft zijn opa een vakantie geboekt.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.  
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.





Slide 9 - Tekstslide

LET DUS OP!
Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Dit gedeelte is één zinsdeel.

In gedachten...

Slide 10 - Tekstslide

Een meewerkend voorwerp...
A
… begint altijd met een voorzetsel.
B
… begint nooit met een voorzetsel.
C
… kan met een voorzetsel beginnen, maar dat hoeft niet.
D
… geen idee wat dat is.

Slide 11 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp is een?
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
C
Persoonsvorm

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 14 - Quizvraag

Korte herhaling
Enkelvoudige zin: Zinnen met 1 persoonsvorm en 1 onderwerp noem je enkelvoudige zinnen.
Samengestelde zin: Zinnen met 2 of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat doen voegwoorden?
-Voegwoorden/verbindingswoorden verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar


Slide 16 - Tekstslide

Voegwoorden
Voegwoorden die twee zinnen verbinden zijn dus, en, maar, of, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 17 - Tekstslide

Hans leest een boek, want hij heeft een boektoets.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 18 - Quizvraag

Hans leest een boek, want hij heeft een boektoets.

Slide 19 - Open vraag

Peter kocht een nieuwe Playstation.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 20 - Quizvraag

Marissa zit op voetbal, maar ze hockeyt liever.
A
Samengestelde zin
B
Enkelvoudige zin

Slide 21 - Quizvraag

Marissa zit op voetbal, maar ze hockeyt liever.

Slide 22 - Open vraag

Zodra hij water ziet, sprint onze hond erin.

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk
Grammatica H4 opdr 4, 5, 6 



Slide 24 - Tekstslide