Poëtische Middelen

Poëtische Middelen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Poëtische Middelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kunt u verschillende stijlfiguren herkennen en toepassen.
  • Aan het einde van de les kunt u het verschil tussen overdrijvingen en nuanceringen begrijpen.
  • Aan het einde van de les kunt u verschillende vormen van spot identificeren.
  • Aan het einde van de les kunt u spelen met woordbetekenissen en woordspelingen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over poëtische middelen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren: Herhalingen en Opsommingen
  • Stijlfiguren zijn vaste vormen om nadruk te leggen op wat je wilt zeggen.
  • Herhalingen en opsommingen zijn voorbeelden van stijlfiguren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlfiguren: Tegenstellingen en Ontkenningen
  • Tegenstellingen en ontkenningen zijn ook stijlfiguren die gebruikt kunnen worden om betekenissen te versterken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijvingen en Nuanceringen
  • Overdrijvingen zijn sterke overdrijvingen om een punt te maken.
  • Nuanceringen zijn verzachtende uitdrukkingen die de betekenis afzwakken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spot: Ironie, Sarcasme, Cynisme, Parodie
  • Spot is het gebruik van humor, ironie, sarcasme, cynisme of parodie om kritiek te leveren of te bespotten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordspelingen
  • Woordspelingen zijn een humoristisch spel met woorden waarbij meerdere betekenissen worden gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Stijlfiguren: vaste vormen om nadruk te leggen op wat je wilt zeggen.
  • Overdrijvingen: sterke overdrijvingen om een punt te maken.
  • Nuanceringen: verzachtende uitdrukkingen.
  • Spot: het gebruik van humor, ironie, sarcasme of overdrijving om kritiek te leveren of te bespotten.
  • Woordspelingen: een humoristisch spel met woorden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.