Economie

Economie 4H
Hoofdstuk 2 en 3 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie 4H
Hoofdstuk 2 en 3 

Slide 1 - Tekstslide

VRAAG
AANBOD
Leveringsbereidheid
 positief verband prijs en hoeveelheid
producentengedrag
Prijs (p)  en hoeveelheid(q)bewegen altijd in tegengestelde richting 

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is het producentensurplus?
A
verschil tussen betalingsbereidheid en de te betalen prijs
B
verschil tussen leveringsbereidheid en de te ontvangen prijs

Slide 3 - Quizvraag

Stel de prijs van een product is €12,50.
Bij die prijs worden er 15 miljoen producten gekocht.
Wat is dan de omvang van het consumentensurplus?
A
€150 miljoen
B
€112,5 miljoen
C
€56,25 miljoen
D
€93,75 miljoen

Slide 4 - Quizvraag

De aanbodlijn is een overzicht van ...
A
De betalingsbereidheid van consumenten
B
Consumentvertrouwen
C
De kosten
D
De leveringsbereidheid van producenten

Slide 5 - Quizvraag

Formule voor berekening van de prijselasticiteit is:
A
% verandering van de prijs/ % verandering van de hoeveelheid
B
% verandering van de hoeveelheid/ % verandering van de prijs

Slide 6 - Quizvraag

Hoe groot is het producentensurplus?
A
64
B
14
C
16
D
112

Slide 7 - Quizvraag

De aanbodlijn verschuift bij:
A
De prijs van het product verandert
B
Er zijn meer aanbieders door kostenvermindering
C
Het inkomen van de consumenten stijgt
D
Een product is erg in trek

Slide 8 - Quizvraag

De aanbodlijn van een smartphone is als volgt. De grondstofkosten voor batterijen stijgen.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
De aanbodlijn gaat naar links
B
De aanbodlijn gaat naar rechts
C
De aanbodlijn gaat omlaag
D
De aanbodlijn gaat omhoog

Slide 9 - Quizvraag

Met welke vergelijking bereken je wat? Sleep de vergelijking naar het goede vakje
Maximale winst
Break-even afzet (BEA)
Totale opbrengst
Totale kosten
MO = MK
TO=TK
P x Q
TVK + TCK

Slide 10 - Sleepvraag

TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500
Bereken de break-evenafzet
A
1.000 stuks
B
2.000 stuks
C
3.000 stuks
D
4.000 stuks

Slide 11 - Quizvraag

MK is?
A
de extra opbrengst die je maakt als je één product meer verkoopt
B
de extra opbrengst die je maakt als je géén product meer verkoopt
C
de extra kosten die er bijkomen als je géén product meer produceert
D
de extra kosten die er bijkomen als je één product meer produceert

Slide 12 - Quizvraag

MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
q = 500
B
q = 10000
C
q = 25.000

Slide 13 - Quizvraag

Wat is je score?
Minder dan 7 vragen goed? 
Maken opdracht: 
-2.8 blz. 48
-3.9 blz. 78 

7 vragen of meer goed?
Oefentoets 

Slide 14 - Tekstslide