les 28 poëzieanalyse les 12

 poëzieanalyse les 12

Pak vast:
- pen en papier
- poëzieboekjes
(p. 8 opdrachtenboekje)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 poëzieanalyse les 12

Pak vast:
- pen en papier
- poëzieboekjes
(p. 8 opdrachtenboekje)

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Hoe ziet het SE poëzie eruit?
- Gedicht Ingmar Heytze  lezen en opdracht maken
- Kahoot stijlfiguren en beeldspraak

Pak vast:
- pen en papier
- poëzieboekjes
(p. 8 opdrachtenboekje)

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je verwachten op het SE poëzie?
45 minuten, weging 10


4x Welke dichtvorm is dit? (termen staan er niet bij, 4p)
8x Welke beeldspraak is dit? (termen staan erbij, 8p)
10x Welk stijlfiguur herken je? (termen staan erbij 10p)
3x een gedicht met analysevragen. (16 punten)



Slide 3 - Tekstslide

De eendagsvlieg
blz. 5 bloemlezing

Een eendagsvlieg uit de Vogezen
Zat in zijn memoires te lezen.
Hij schrok toen hij zag:
't is nog maar kort dag.
Een weekdier, dat wil ik wezen.

Een limerick

Welk stijlfiguur valt op?

Slide 4 - Tekstslide

De eendagsvlieg
blz. 5 bloemlezing

Een eendagsvlieg uit de Vogezen
Zat in zijn memoires te lezen.
Hij schrok toen hij zag:
't is nog maar kort dag.
Een weekdier, dat wil ik wezen.

Een limerick

Welk stijlfiguur valt op?
een hyperbool, een antithese, een repetitio, een paradox, een eufemisme, een understatement of een woordspeling

Slide 5 - Tekstslide

De eendagsvlieg
blz. 5 bloemlezing

Een eendagsvlieg uit de Vogezen
Zat in zijn memoires te lezen.
Hij schrok toen hij zag:
't is nog maar kort dag.
Een weekdier, dat wil ik wezen.

Een limerick

Welk stijlfiguur valt op?

Een woordspeling

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Ingmar Heytze (1970)
Informatie over de dichter lezen, blz. 8 opdrachtenboekje 

Gedicht: Voor de liefste onbekende
     Uit: Het ging over rozen.
     Amsterdam, Uitgeverij Podium, 2002.

Maak de opdracht, ook op blz. 8.
Let op! foutje in de opdracht: vraag 5 gaat over strofe twee
 










Slide 8 - Tekstslide

Voor de liefste onbekende
  • 1. Noteer een hyperbool uit strofe 1.
  • Ik dank de sterren en de maan
  • 2. Noteer een metafoor uit strofe 1.
  • Ik dank de sterren en de maan; dat iedereen … de diepste sporen achterlaat; mijn deuren … steeds voorbijgelopen bent
  • 3. Waarom is de 'ik' blij dat hij de 'je' nog niet kent?
  • Hij is bang dat hij weer teleurgesteld wordt in de liefde; hij is blij met het leven zoals het nu is (zonder het gedoe van de liefde). Geen verliefdheid, dus geen pijn en verdriet.







Slide 9 - Tekstslide

Voor de liefste onbekende
  • 4. Noteer 5 woorden uit strofe 2 die met assonantie aan elkaar verbonden zijn.
  • maar – straatlantaarns – samen – dwalen – allemaal
      niet – verliefd – verliezen – verdriet – niet
  • 5. Twee stijffiguren in regen 4 en 5 van strofe twee:
  • repetitio en hyperbool 
  • 6. Een streepje aan het eind van regen 5, strofe drie (en twee)
  • Het geeft een pauze aan. Doe maar rustig aan, is het motto. Overval mij niet. 







Slide 10 - Tekstslide

Voor de liefste onbekende
  • 7. De antithese slaat op het tegenhouden van de liefde en je eraan overgeven.
  • Vijftien regels lang is er het tegenhouden van de heftige gevoelens die een verliefdheid met zich meebrengen. In de laatste regel geeft de ik-persoon zich over aan die liefde. Weg is de angst voor verdriet en al dat andere gedoe. Er is een voltooiing tot stand gebracht, getuige ook het eindrijm ‘uit’ en ‘sluit’. Kom toch wel liefde, eens in mijn leven, voor ik doodga (‘voor ik mijn ogen sluit’). Het is een anti-liefdesgedicht dat in de laatste regel transformeert tot juist een ode aan de liefde. 







Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Ingmar Heytze, Los 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Ingmar Heytze, Los 

Slide 15 - Tekstslide

Onder de appelboom
Rutger Kopland, Onder de appelboom

1. De boom in het paradijs was ook een appelboom. De boom verwijst in het gedicht naar een paradijselijke situatie.
2. a-klank: kwam – was – acht – zacht – tuinbank – appelboom
3. – letterlijk thuis komen (bijv. van je werk)
- tot jezelf komen, tot rust komen
4. ‘zeldzaam zacht’ In de eerste strofe slaat het op het weer; in de laatste strofe op de liefde die de ik en de je voor elkaar voelen.
5. Bijvoorbeeld metafoor: de nacht … appelboom (strofe 2); de dingen van de dag verdwenen voor de geur van hooi (strofe 3)
6. Er wordt een herinnering beschreven. De ik denkt terug aan de tijd dat zijn kinderen klein waren. Het is een positieve herinnering die samen lijkt te vallen met het geluksgevoel dat hij nu heeft.
7. Zie de analyse van Kees Diekstra.







Slide 16 - Tekstslide

Wie we morgen zijn
Babs Gons, Wie zijn we morgen
1. In de eerste zeven strofes van het gedicht staat de vraag centraal ‘wie we geweest zouden zijn’.
2. - ‘in het verzet hebben gezeten’ (strofe 2)
- ‘abolitionist’ zijn (strofe 2)
- ‘held’ zijn (strofe 2)
- ‘toezichthouder of toeschouwer’ zijn (strofe 2)
- ‘verstotene van het menszijn’ zijn (strofe 2)
- ‘gevangene van de tijd’ zijn. (strofe 3)
3. Als gevangene van de tijd ben je onlosmakelijk verbonden met een historische tijd. Hierdoor is je perspectief beperkt tot die historische tijd. Het is moeilijk om je als gevangene op de toekomst of het verleden te richten.
4. Strofe 4 verwijst naar slaafgemaakten die tijdens de slavernij geheime boodschappen aan elkaar doorgaven door de manier waarop zij hun doeken droegen. Ook in drumritmes en liederen konden geheime boodschappen verborgen zitten. Dit is een vorm van protest die op deze manier onzichtbaar bleef voor de plantage-eigenaren. De slaafgemaakten riskeerden met protest hun leven. Op ongehoorzaamheid jegens de eigenaar stond de doodstraf. Ook lijfstraffen werden veelvuldig en in extreme mate uitgevoerd.
5. verzet, abolitionist, held
6. We weten niet precies wie onze voorouders waren en of ze ‘fout’ of ‘goed’ waren. Als je mensen een ‘hart’ toedicht, ga je ervanuit dat ze ‘goed’ deden. Dicht je ze ‘een hakbijl’ toe, dan zijn ze ‘fout’ of hebben ze zich verzet.
7. Vanaf strofe 8.
8. Het betekent dat het verleden ook van invloed is op het heden en de toekomst. Wie we nu en morgen zijn, wordt mede bepaald door de mate waarin we ons verleden ‘uit de schaduw trekken / in de ogen kijken / en omhelzen’.
9. Het slavernijverleden is een gedeeld verleden van alle Nederlanders. Het heeft zowel ‘pijn’ als ‘welvaart’ opgeleverd. Het is wel zo eerlijk om zowel de ‘pijn’ als de ‘welvaart’ waaruit deze ‘erfenis’ van het verleden bestaat te delen. De oproep past bij de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, omdat er tot die tijd weinig aandacht en
compensatie is geweest in de Nederlandse maatschappij voor de ‘pijn’ die sommigen hebben geleden en nog lijden als ‘erfenis’ van het verleden.





















Slide 17 - Tekstslide