Over Taal en grammatica 4 feb

Over Taal en Grammatica
BLOK 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Over Taal en Grammatica
BLOK 3

Slide 1 - Tekstslide

voorvoegsel betekenis 

1. mis = slecht/verkeerd
2. on =  niet
3. her =  nog een keer
4. wan = geen/slecht



























Slide 2 - Tekstslide

achtervoegsel betekenis 

5. -baar = kan/je kunt het
6. -loos = zonder
7. -vol = met veel
8. -rijk = met veel
9. -arm = met weinig

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden wijzen naar:

- een woord;
- een groep woorden;
- een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Vul in: 
1. Onze hond loopt mank, maar HIJ is ook al oud.




2. Het boek DAT ik moet lezen, is veel te dik.
3. Komen jullie vrienden ook? Nee, DIE komen niet.
4. Natascha verft haar haren in alle kleuren van de regenboog. Veel mensen vinden DIT maar gek.
5. Morgen ga ik naar Praag. Ik ben DAAR nog nooit geweest.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent?
1. De boerin bindt de geit met een touw aan het hek.
2. Voor geschiedenis moet iedereen een voorwerp van vroeger meenemen; bijvoorbeeld een oude klok.
3. De geheimzinnige muziek in de film geeft een spannend effect.
4. Op het schoolkamp zijn drugs en alcohol absoluut verboden. 
5. Je mag geen jassen en tassen mee naar binnen nemen in het museum. Je mag ze in bewaring geven bij de garderobe.

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent?

1. Binden = vastmaken
2. Een voorwerp = een ding
3. Een effect = een resultaat
4. Absoluut = heel zeker
5. In bewaring geven = voor een poosje afgeven

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent?
onmogelijk = niet mogelijk
onhandig = ........................
ongelijk = .......................
oneven = .......................
onbekend = ........................
wanprestatie =...........................
wansmaak = ...........................



Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent?

1. misgooien
2. onhandig
3. herstarten
4. hoorbaar
5. kansloos
6. hoopvol

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zeg je?


1. zonder pijn
2. niet doorzichtig
3. het lijkt een beetje op leer
4. met veel eiwit
5. met veel liefde
6. zonder kans
7. slechte koop





























8. het lijkt een beetje op een spons
9. je kunt het draaien
10. slecht gedrag
11. met weinig zout
12. met veel ijzer
13. niet troostbaar

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Blok 3 Grammatica
Maken basis: blokje 3.3 - 3.4 - 3.5
Maken kader: blokje 3.3 - 3.4 - 3.5

Slide 11 - Tekstslide