spelling - havo 3

havo 3
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

havo 3

Slide 1 - Tekstslide

inhoud 
  • les 1 en 2: werkwoordspelling (Nieuw Nederlands, H1)
  • les 3: met of zonder -n (NN, H2)
  • les 4 en 5: getallen (NN, H3)
  • les 6 t/m 8: afkortingen (NN, H4)
  • les 9 en 10: leestekens (NN, H5)
                                                                                                                              week 14: toets spelling (NN, H1 t/m 5)

Slide 2 - Tekstslide

werkwijze
1. Vóór elke les bekijk je thuis het instructiefilmpje. De link naar het filmpje vind je in deze LessonUp of in Magister. 
2. Aan het begin van de les controleer je of je de uitleg begrepen hebt. Je maakt daarvoor een korte test. De link naar de test krijg je  van je docent.
3. De uitslag van de tekst bepaalt in welke groep je zit. Het groepsnummer geeft aan of je nog wat extra uitleg van je docent nodig hebt of dat je zelfstandig aan de slag kunt. 
4. Als je tijd over hebt in de les, lees je in je leesboek.
                                                                     Succes! 

Slide 3 - Tekstslide

les 1 en 2 - werkwoordspelling
werkwoordspelling
Nieuw Nederlands, hoofdstuk 1

Slide 4 - Tekstslide

les 1 en 2 - werkwoordspelling

Waarom werkwoordspelling?

Het eerste filmpje wordt vertoond tijdens de les.

Je mag hem uiteraard thuis nog een keer kijken.

Tijd over? Lezen in je leesboek


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Test werkwoordspelling
Vul de juiste vorm van het werkwoord in.
Let op! Als je meerdere antwoorden moet geven, typ je na elk antwoord een komma: wordt, verrast 
link: https://b.socrative.com/login/student/
Room name: ASLHETSTREEK

Slide 7 - Tekstslide

opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 32 t/m 34)
groep 1: minder dan vijftig procent goed (extra instructie)

groep 2: vijftig tot tachtig procent goed 

groep 3: meer dan tachtig procent goed 


Kom vooraan zitten!
opdracht 2 t/m 8

opdracht 3, 5, 6, 7, 8

opdracht 5 (oneven nummers), 6 (even nummers, 7 en 8

Slide 8 - Tekstslide

huiswerk 
Bekijk voor de volgende les dit filmpje. 

https://www.youtube.com/watch?v=ClZ8kUaUWj0

De link staat ook in Magister en je vindt het filmpje zelfs in les 3 van deze LessonUp. 

Slide 9 - Tekstslide

les 3 - met of zonder -n

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Nakijken
Kijk je opdrachten van werkwoordspelling na met het antwoordenboekje
of met deze lessonup.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2 t/m 8 (eigen zinnen)
Opdracht 2 
1 verovert 
2 blust, brandt 
3 vind, wordt 
4 Voorspelt, regent 
5 veronderstelt, houd 
6 Vind, verwildert 
7 vermoedt, halen 
8 verheugt, aanvaardt 
Opdracht 3 
1 verwoestte, beschadigde 
2 Antwoordde, verhoorde
3 ontruimde, dreigden 
4 wroetten, plaatste 
5 verafschuwde, pestten 6 arriveerde, blafte, gakte 
7 vergokten, verspilden 
8 Versperde
Opdracht 4 
1 bestreden, vochten 
2 Kreeg, bedroog 
3 zwommen, dreef 
4 werd, bleef 
5 Stal 
6 vloog, beklom 
7 Brachten, gaf (af) 
8 zocht, verschool x


Opdracht 5 
1 dreigend 
2 verbrijzeld 
3 juichend, gerend 
4 gebaseerd 
5 getoetst 
6 mikkend, afgevuurd 
7 gelost, gepakt 
8 tergend 
Opdracht 6 
1 zwervend 2 verwachte 
3 getrainde, luisterend 
4 toeterend, verbrede 
5 rijdende, misleide 
6 kwetsende, prikkelende
7 gearresteerde, ingerichte 

8 stervend  
Opdracht 7 
1 pvtt – wordt, vd – gevierd 
2 od – Genietend, pvvt – reisden 
3 od – Wachtend, vd – geregend 
4 pvvt – ontdekte, bn – smeulend 
5 pvtt – bedaart, pvtt – wordt, vd – geveegd 
6 gw – Eet, vd – gevarieerd, gw – braad 
7 bn – beslissende, pvvt - speelde 
8 pvtt – kunt, inf – genieten, bn – bruisend 

Slide 13 - Tekstslide

test met of zonder -n
Begin met de test in Socrative
Room name: ASLHETSTREEK

Slide 14 - Tekstslide

opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 75 en 76)
groep 1: minder dan vijftig procent goed (extra instructie)
groep 2: vijftig t/m zeventig procent goed
groep 3: tachtig of meer goed
opdracht 2, 3 en 4


opdracht 2, 3 (zin 1-10) en 4

opdracht 2, 3 (zin 1-5) en 4 

Slide 15 - Tekstslide

les 4 en 5: getallen

Slide 16 - Tekstslide

Les 4

1. Ga verder met de opdrachten met en zonder -n. Klaar? Kom het antwoordenblad halen.

2. Bekijk het filmpje over cijfers en getallen. Zie volgende slide. Gebruik je oortjes.

3. Maak de test in Socrative (room name: ASLHETSTREEK)
4. Maak de opdrachten die horen bij jouw score. Zie deze LessonUp.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

test getallen

Slide 19 - Tekstslide

opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 120 t/m 121)
groep 1: minder dan vijfig % vragen goed (extra instructie)

groep 2: vijftig tot zeventig % vragen goed

groep 3: meer dan 70% goed
opdracht 1, 2 en 3


opdracht 2 en 3


opdracht 2 (zin 1-8), opdracht 3 (zin 1-5)



Slide 20 - Tekstslide

Les 5
Opdrachten nakijken (deels gezamenlijk)
M. online methode - spelling extra
Klaar? Pak je leesboek
Let op: 12 maart boektoets 3!

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1, 2 en 3
Opdracht 1
1 Deze drie zijn correct: 67e / 67e / 67ste
2 15 april 2016, Kroosweg 123
3 een vierde
4 14.00 uur, twee uur
5 5.643, 7.000. Eigenlijk is het ‘zevenduizend’, maar omdat 5.643 in cijfers staat, schrijf je 7.000 nu ook in cijfers.

Opdracht 2
1 Op tweede paasdag bezochten zo’n driehonderd mensen de pasar malam.
2 Vanwege het slechte weer kwam ruim een derde van de kiezers niet naar de stembus. 
3 ‘De wortel uit zestien is vier’, zei de wiskundeleraar voor de derde keer. 
4 Van de 85 ingezonden kunstwerken werden er 6 genomineerd; de jury gaf Jouri Timmermans de eerste prijs. 
5 ‘We vallen om 20.00 uur aan’, zei de generaal. ‘Jullie moeten dus nog drie uur geduld hebben. 
6 Op dit weggedeelte mogen automobilisten vanaf 1 september 2015 130 km/uur rijden. 
7 In 2011 kwamen 661 mensen om in het verkeer, tegenover 640 in 2010, wat een stijging betekent van 3,3 procent; twee derde van de fietsslachtoffers was een vijfenzestigplusser. 

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1, 2 en 3
8 De afgelopen drie jaar vielen er in Syrië bijna 68 duizend doden. 9 De 327 geënquêteerden moesten hun antwoorden invullen op een 7-puntsschaal. 10 Omdat het bedrijf vandaag vijftig jaar bestaat, mag elke vijftigste bezoeker voor 50 euro producten uitzoeken.

Opdracht 3
1 vier vijfde
2 zes vijf negende
3 vier honderdste
4 vierhonderdste
5 driekwart miljoen
6 zes en een half
7 drieënveertigste
8 één drieënveertigste
9 twee negentiende
10 twee negen tiende

Slide 23 - Tekstslide

les 6: afkortingen

Slide 24 - Tekstslide

Vandaag
- 10 minuten lezen
- Nakijken opdrachten vorige les (met antwoordenboek: doen we de volgende les)
- Afkortingen
- M. opdracht 1 en 3, blz. 163, 164

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

les 7: trema en apostrof

Slide 27 - Tekstslide

les 7: trema en apostrof
- Lezen (10 min.)
- Kijk de opdrachten na met het antwoordenboekje (ook van vorige keer)
- Bekijk het filmpje over trema en apostrof in deze lessonup met oortjes!
- M. de test in Socrative: room name = ASLHETSTREEK
- M. opdrachten (zie schema)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Opdrachten (blz. 164)
Verlengde instructie en opdracht 4 

opdracht 4 
 

opdracht 4 (even getallen) 
 

1. minder dan 50 procent goed 
 

2. 50 tot 80 procent goed 


3. meer dan 80 procent goed  

Slide 30 - Tekstslide

les 8: leestekens

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Vandaag

Lezen (10 min.)

Opdrachten nakijken

Socrative test (ASLHETSTREEK)

M. opdrachten: zie schema

Klaar? Kom het beoordelingsmodel van je uiteenzetting halen



Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 207 - 209)

groep 1
:  minder dan 50 procent goed (extra instructie)

groep 2: 50 tot 80 procent goed  


groep 3: meer dan 80 procent goed


opdracht 2 t/m 5


opdracht 2 (oneven) en 3 t/m 5

opdracht 2 (oneven en 3 en 5

Slide 34 - Tekstslide

Maandag

- Lezen (10 min.)

- Nakijken laatste opdrachten spelling

- Herhalen spelling: maak de socrativetest over werkwoordspelling en met en zonder -n: ASLHETSTREEK. Let op: gebruik een komma tussen twee werkwoorden: werkt, moet

- M. spelling extra van hoofdstuk 1 en 2 in de online methode. Onder de 60% gescoord? Maak ook de spelling generator van h1 en h2

Slide 35 - Tekstslide

Donderdag

- Lezen (10 min.)

- Uitleg: werkwoordspelling: aan de hand van zinnen van socrative vorige keer

- Samen: Nederlandse taaltest 

- Verder met Socrative-test

* schrijfwijze van getallen

* trema en apostrof

* leestekens

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Werkwoordspelling
Na enige overpeinzingen heb ik de opruiende documenten maar (deleten).

Het in de Telegraaf vermelde bericht dat de (verplichten) autokeuring (verdwijnen), bleek op geruchten te berusten.

De bewoners van de gebombardeerde stad zochten in hun (verwoesten) huizen naar de laatste resten van hun grotendeels (verbranden) huisraad.

Waarom (antwoorden) je je vriend niet dat zijn gezeur je (vervelen)?

Het (bevreemden) me gisteren dat er maar steeds geen beslissing over de opstelling werd genomen.

Waarom heeft die jongen steeds (ontkennen) dat hij de gestorven varkens meestal zelf (verdelgen)?

Heeft Malika je al verteld dat haar afstudeerdatum is (veranderen), omdat ze haar studie (veranderen) voor een lang bezoek aan de VS?

Slide 38 - Tekstslide

Maandag

Lezen (10 min.)

Uitleg

* schrijfwijze van getallen: vanaf 222

* trema en apostrof: vanaf 188

* leestekens

Laatste oefening


Vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Welk woord is niet correct gespeld?
A
null

Slide 42 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld:
6 uur of 18:00 uur?
A

Slide 43 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A

Slide 44 - Quizvraag

Trema?
poeziealbum
A

Slide 45 - Quizvraag

Trema?
tatoeage
A

Slide 46 - Quizvraag

Trema?
industriele
A

Slide 47 - Quizvraag

Trema?
financieel
A
null

Slide 48 - Quizvraag

Met een trema
Zonder trema
astmaaanval
diepteinvestering
meeeter
vanilleijs
radiouitzending
rijexamen
massaontslag
correctieopdracht
babyartikel
autoalarm

Slide 49 - Sleepvraag

Wat is het verkleinwoord van kiwi?
A

Slide 50 - Quizvraag

Wat is het meervoud van lama?

Slide 51 - Open vraag

Welke namen hebben (als ze een bezitsaanduiding zijn), géén apostrof nodig?
A

Slide 52 - Quizvraag

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A

Slide 53 - Quizvraag