1. Benoem de pv, plaats de zinsdeelstrepen, benoem het wg, het o en het lv.
2. Stel de vraag: aan/voor wie +wg + o + lv?
Controleer ten slotte of je aan kunt weglaten of toevoegen. Soms moet je daarvoor eerst de woordvolgorde veranderen. Bijvoorbeeld:
Wouter / heeft / een vraag / aan mij (mv) / gesteld.
Wouter / heeft / mij (mv) / een vraag / gesteld.
Geef / jij / oma (mv) / een bos bloemen / op haar verjaardag?
Geef / jij / een bos bloemen / aan oma (mv) / op haar verjaardag?
Staat er geen lv in de zin, dan staat er ook (bijna) nooit een mv in de zin, tenzij er ECHT een ontvanger is!
Stel dan de vraag de vraag: aan/voor wie +wg + o?