Zinsleer 1: Zinnen splitsen in zinsdelen

Zinnen splitsen in zinsdelen
zinsleer
NE MC3/NE E
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Zinnen splitsen in zinsdelen
zinsleer
NE MC3/NE E

Slide 1 - Tekstslide

Ik splits een zin in zinsdelen. (2.10)

Slide 2 - Tekstslide

Als je een zin gaat ontleden, moet je de zin in zinsdelen verdelen. 
Maar wat betekent dat eigenlijk? En hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
Dat leer je in deze LessonUp.

Slide 3 - Tekstslide

1
Wat zijn zinsdelen?

Slide 4 - Tekstslide

= delen van een zin
= woorden of woordgroepjes die bij elkaar horen. 


Zinsdelen
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, 
maar ook uit meerdere woorden.

Slide 5 - Tekstslide

2
Hoe verdelen?

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld
Joya gaf het witte paard een heerlijk appeltje.
Deze zin kan je verdelen in zinsdelen. Dat doe je door strepen te zetten tussen de woorden die niet samen hoeven te blijven. 

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld
Joya/ gaf/ het witte paard/ een heerlijk appeltje.
Deze zin is in stukken is verdeeld. Die stukken zijn de zinsdelen. Tussen de zinsdelen staan schuine strepen: de zinsdeelstrepen. Daarmee geef je aan waar een zinsdeel begint en eindigt. 

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld
Joya/ gaf/ het witte paard/ een heerlijk appeltje.
'het witte paard' is een zinsdeel bestaande uit meerdere woorden. Deze woorden horen samen en kunnen niet gesplitst worden in deze zin.
Hetzelfde geldt voor 'een heerlijk appeltje'.

Slide 9 - Tekstslide

Ieder zinsdeel heeft dus een eigen taak:

* Zo is ‘Joya’ degene die iets doet in deze zin.
 ‘Gaf’ vertelt wát Joya doet. Of deed, in dit geval.
* ‘Het witte paard’ is degene die een heerlijk appeltje in ontvangst neemt.
* En ‘een heerlijk appeltje’ vertelt wat Joya aan het witte paard geeft. 

Slide 10 - Tekstslide

Er is een handige manier om een zin in zinsdelen te verdelen. Onthoud het volgende: 

* Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.
* Een zinsdeel is meestal te vervangen door één woord.

Slide 11 - Tekstslide

voorbeeld
Plaats telkens een ander deel voor de persoonsvorm (hebben):

=> Op maandag| hebben| Sanne en Maartje dat cadeau aan Greetje gegeven.
=> Dat cadeau| hebben| Sanne en Maartje op maandag aan Greetje gegeven.
=> Aan Greetje| hebben| Sanne en Maartje op maandag dat cadeau gegeven.

De zinsdelen zijn dus: 
Sanne en Maartje hebben dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.

Sanne en Maartje| hebben| dat cadeau| op maandag| aan Greetje| gegeven.

Slide 12 - Tekstslide

3
Oefenen maar!

Slide 13 - Tekstslide

Papa kocht vorige week een nieuw bed voor mij.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 14 - Quizvraag

De kleur van je ogen kan je niet veranderen.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 15 - Quizvraag

Ik beantwoordde zorgvuldig de vragen van de politie.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 16 - Quizvraag

Ik ben een niet-mens van een andere planeet.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 17 - Quizvraag

In de tuin kwetteren de vogels vrolijk.

Hoeveel zinsdelen tel je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 18 - Quizvraag

Maandag starten de leerlingen altijd met plannen.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 19 - Quizvraag

Mijn moeke maakt de lekkerste spaghetti.
Splits de zin in zinsdelen. 
Gebruik eerst A, daarna B, ...
/
/

Slide 20 - Sleepvraag

In de loop van de Kerstnacht bedekt een 

uitgebreid neerslaggebied het hele land.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik eerst A, daarna B, ...
/
/
/

Slide 21 - Sleepvraag

De lekkage wordt over twee dagen 

verholpen.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik eerst A, daarna B, ...
/
/
/

Slide 22 - Sleepvraag

Op Sint-Maarten wilde Laura een nieuwe 

boot kopen.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik eerst A, daarna B, ...
/
/
/
/
/

Slide 23 - Sleepvraag

Ik heb een auto met een panoramadak en 

een navigatiesysteem.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik eerst A, daarna B, ...
/
/
/
/
/

Slide 24 - Sleepvraag

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


Lachend gaf de leraar me een onvoldoende.

Slide 25 - Open vraag

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


Gisteren zag hij hem op de hoek van de Plezantstraat.

Slide 26 - Open vraag

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


De huisarts heeft een acute blindedarmontsteking vastgesteld.

Slide 27 - Open vraag

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


De ouders van de volleybalsters kwamen de tevreden en vermoeide speelsters ophalen.

Slide 28 - Open vraag

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


De dierenarts moest gisteren heel vroeg op pad.

Slide 29 - Open vraag