3hv 5. Grammatica/6. Formuleren: Fouten met verwijzen

3hv Herhaling Grammatica zinsdelen
Cursus 5 Grammatica
en 6 Formuleren


Formuleren §3 Fouten met verwijswoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3hv Herhaling Grammatica zinsdelen
Cursus 5 Grammatica
en 6 Formuleren


Formuleren §3 Fouten met verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
Bekijk zin a en b. Geef van beide zinnen aan waar het onderstreepte woord naar verwijst en geef de betekenis van beide zinnen.

a. Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.
b. Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, dat wij erg leuk vonden.
havo
vwo
Leg uit wat er fout is aan de verwijswoorden in zin 1 t/m 3.
1. Kent Miriam alle studenten waarmee ze straks dat onderzoek moet doen?
2. Als je mijn broers tegenkomt, wil je hen dan zeggen dat we om zes uur eten?
3. De salto mortale is het gevaarlijkste dat een acrobaat in het circus kan doen.
Noteer je antwoord in je schrift.

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
a wat verwijst naar ‘Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk’ (dus naar de hele zin)

b dat verwijst naar ‘een vakantiehuis in Frankrijk’ (dus naar een deel van de zin, met als kern ‘vakantiehuis’; dat is een het-woord)

havo
vwo
1 Kent Miriam alle studenten al waarmee ze straks dat onderzoek moet doen?
Het woord waarmee verwijst naar studenten en dat zijn mensen; het moet dus met wie zijn.
2 Als je mijn broers tegenkomt, wil je hen dan zeggen dat we om zes uur eten?
Het woord hen is meewerkend voorwerp zonder voorzetsel; het moet dus hun zijn.
3 De salto mortale is het gevaarlijkste dat een acrobaat in het circus kan doen.
Het woord dat verwijst naar een overtreffende trap (het gevaarlijkste); het moet dus wat zijn.

antwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze week:
Les 1 Terugblik Samentrekking + Grammatica ZD verwijzen
Les 2 Formuleren: fouten met verwijzen
Les 3 Fictie -> 3PAK afronden opdracht 'Een berg zwijgen'

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.
  • * Ik kan ingewikkelde zinsconstructies meestal foutloos formuleren.


Slide 5 - Tekstslide

Welke oorzaken voor verwijsfouten kun jij noemen?

Slide 6 - Woordweb




Vorige week verscheen in de krant een artikel die veel stof deed opwaaien.



Vorige week verscheen in de krant een artikel dat veel stof deed opwaaien.
Fouten met verwijswoorden
Naar de-woorden verwijs je met die, naar het-woorden met dat. Artikel is een het-woord, dus die moet dat zijn.

Slide 7 - Tekstslide




De koninklijke familie dankt zijn status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.



De koninklijke familie dankt haar status aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.
Fouten met verwijswoorden
Het woord familie is vrouwelijk, dus zijn moet haar zijn.

Slide 8 - Tekstslide



Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hen niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.


Veel Amerikanen weten niet dat New York vroeger Nieuw Amsterdam heette, maar daar kun je hun niet de schuld van geven als ze er op school niets over geleerd hebben.
Fouten met verwijswoorden
Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp gebruik je hen, maar als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun: hen moet hun zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Finland staat al jaren bekend om haar uitstekende onderwijsresultaten.
Fouten met verwijswoorden
Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zjn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn: haar moet zijn zijn.
Finland staat al jaren bekend om zijn uitstekende onderwijsresultaten.

Slide 10 - Tekstslide

Onze zeehelden, waarnaar in veel steden straten zijn vernoemd, waren geen lieverdjes.
Fouten met verwijswoorden
Naar dieren en dingen verwijs je met waar+voorzetsel (waarover, waarvoor enz.), maar naar mensen met voorzetsel + wie (over wie, voor wie enz.), dus waarnaar moet naar wie zijn.
Onze zeehelden, naar wie in veel steden straten zijn vernoemd, waren geen lieverdjes.

Slide 11 - Tekstslide

Het mooiste dat ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen, is een gouden armband.
Fouten met verwijswoorden
Het verwijswoord wat gebruik je om te verwijzen naar een overtreffende trap: mooiste is een overtreffende trap, dus dat moet wat zijn.
Het mooiste wat ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen, is een gouden armband.

Slide 12 - Tekstslide

Uitvoeren
itvoeren

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 
Formuleren
§3 Fouten met verwijswoorden
Zoek de foute verwijzingen en verbeter ze.

1 Een meisje wat aan voetbal doet, was in 1960 nog een vreemd verschijnsel.
2 Zodra jullie dit formulier hebben ingevuld, moeten jullie hem retourneren.
3 Waarom hebben jullie niet alles geleerd dat de docent had opgegeven?
4 Uw administratiesysteem is verouderd en daarom gebruiken we die niet meer.
5 Volgens mij heeft dit apparaat door de jaren heen haar diensten wel bewezen.
6 De kleintjes mochten bij de Sint op schoot en Piet gaf hen een cadeautje.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 
Formuleren
§3 Fouten met verwijswoorden
Zoek de foute verwijzingen en verbeter ze.

1 Een meisje wat dat aan voetbal doet, was in 1960 nog een vreemd verschijnsel.
2 Zodra jullie dit formulier hebben ingevuld, moeten jullie hem het retourneren.
3 Waarom hebben jullie niet alles geleerd dat wat de docent had opgegeven?
4 Uw administratiesysteem is verouderd en daarom gebruiken we die dat niet meer.
5 Volgens mij heeft dit apparaat door de jaren heen haar zijn diensten wel bewezen.
6 De kleintjes mochten bij de Sint op schoot en Piet gaf hen hun een cadeautje.


Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 
1.Vervang het foute verwijswoord door het juiste.
2. Waardoor ontstaat de foute verwijzing? Kies uit:
A iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijzen.
B. Iemand weet het geslacht niet van het woord waarnaar verwezen wordt.
C Iemand weet niet of er verwezen wordt naar een de-woord of een het-woord.
Formuleren
§3 Fouten met verwijswoorden
1. Bourgogne, de streek rond de stad Dijon, is bekend om haar wijnproductie.
2. Bartiméus is een instituut die steun verleent aan blinden en slechtzienden.
3. Kan de politie een agent waarover zo veel klachten zijn, niet beter ontslaan?
4.  Rijkswaterstaat is een ministerieel agentschap die de rijkswegen beheert.
5. Mijn vriendinnen wilden dat ik vanmiddag met hun een terrasje zou pakken.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 
Formuleren
§3 Fouten met verwijswoorden
Kies uit:
A Iemand kent niet alle regels die er bestaan voor verwijzen.
B. Iemand weet het geslacht niet van het woord waarnaar verwezen wordt.
C Iemand weet niet of er verwezen wordt naar een de-woord of een het-woord.
1. Bourgogne, de streek rond de stad Dijon, is bekend om zijn wijnproductie.
2. Bartiméus is een instituut dat steun verleent aan blinden en slechtzienden.
3. Kan de politie een agent over wie zo veel klachten zijn, niet beter ontslaan?
4. Rijkswaterstaat is een ministerieel agentschap dat de rijkswegen beheert.
5. Mijn vriendinnen wilden dat ik vanmiddag met hen een terrasje zou pakken.

B
C
A
C
A

Slide 17 - Tekstslide

Cursus 5 Grammatica zinsdelen
De opdrachten van §5 Verwijzen afmaken.
Cursus 6 Formuleren
De opdrachten van §3 Fouten met verwijswoorden maken.

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.
  • * Ik kan ingewikkelde zinsconstructies meestal foutloos formuleren.

Slide 19 - Tekstslide

Het boek ... jaren geleden voor het eerste gedrukt werd, is nog steeds actueel.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 20 - Quizvraag

Mijn ouders hebben een nieuwe auto gekocht, ... ik erg leuk vind.
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quizvraag

De schrijver ... ik je onlangs vertelde, heeft een prijs gewonnen.
A
waarover
B
over wie

Slide 22 - Quizvraag

Wat heb je ... eigenlijk verteld?
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quizvraag

In de middeleeuwen liet men kinderen bier drinken, omdat water gevaarlijk voor ... kon zijn.
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quizvraag

Wat ging goed?
Wat ga je de volgende keer anders doen?
Heb je je leerdoelen 
behaald?

eflecteren

Slide 25 - Tekstslide